spil, vier treden en een segment van een rondgaand trappenhuis. Dat men aan de hand van deze bewijsstukken besloten heeft de toren in zijn oude glorie te herstellen, mag als een bij zonder gelukkige oplossing van dit restauratieprobleem beschouwd wor den. De herbouw ervan heeft ..Hassel- holt" zijn vroegere allure hergeven. Merkwaardig waren de ontdekkingen tijdens een diepergaand (tevens letter lijk op te vatten) onderzoek gedaan. Ten eerste bleek dat zich binnen het vierkant waarop de torenbouw gerust had, een put bevonden had. De bodem ervan vertoonde nog de oorspronke lijke keien vloer. Hierop trof men, uiter aard in gebroken staat, allerlei vaat werk aan, te dateren uit het midden der 1 6e eeuw (Raeren). Nog intrigeren der zaken gaf het gesloopte muurge deelte prijs. Het bleek opgebouwd te zijn onder aanwending van secundair materiaal, blijkbaar afkomstig van een afgebroken deel van het kasteel. Zo kwamen te voorschijn mergelstenen kolonetten, profielstukken van korf bogen, pinakeldelen, raamprofielen, rozetten, bovendorpels met gothische accolade, driepas-friezen en resten van gotische schouwen Dat de opge somde fragmenten tot voor de restau ratie nimmer opgemerkt konden wor den, valt te verklaren uit de wijze waarop zij bij het opnieuw gebruiken geplaatst waren: de bewerkte stukken waren alle omgelegd en wel zo dat slechts de achterkanten ervan de buitenmuren vormden. Het ligt voor de hand dat na de ontdekking van dit wonderlijk materiaal, de volgende problemen dienden te worden op gelost. a) van welk kasteelgedeelte zijn deze gotische elementen weggehaald? b) wanneer heeft die sloop plaats ge vonden? c) wie heeft dat alles op zijn geweten? Te danken aan de oplettendheid van de restauratieploeg kon vraag b al spoedig beantwoord worden. Tussen de hoeveelheid secundair materiaal attendeerden ons de arbeiders op een mergelblok waarop het jaartal 1777 stond ingekrast. Gevoegelijk valt aan te nemen dat dit jaartal de datum aan geeft waarop het desbetreffende muurgedeelte tot stand kwam. Als wij nu nagaan wie op dat moment Hassel- holt bewoonde, dan is meteen ook vraag c te beantwoorden. Hierboven werd namelijk reeds verhaald dat het kasteel tussen de jaren 1 760 en 1 768 verkocht werd aan Willem van Laar. Daar deze in 1 775 stierf moet het dus diens zoon Severinus geweest zijn die in 1777 Hasselholt wijzigde. Er bleef dus over vraag a tot een oplossing te brengen. Bestudering van het kasteel zoals het zich thans aan ons voordoet, helpt daarbij een handje Men bekijke daar toe afbeelding 3 met extra aandacht. Men ziet een topgevel oprijzen waar onder het brede fries plotseling rechts geen beëindiging meer heeft. Het is zonder meer duidelijk dat dit oudtijds heeft doorgelopen en dat het waar schijnlijk eveneens met een topgevel bekroond was. Zeker is dat het dak dat thans zo scherp naar beneden afloopt geen oorspronkelijke toestand ver toont. De oorspronkelijke toestand moet men zich aldus voorstellen dat tussen de toren (zie afbeelding 2) en de zo juist besproken noord-oostgevel eertijds een tweede verdieping be stond. Men vergelijke de partij onder de hoge dakgoot rechts van de toren. Daar ziet men nog een gaaf fries en onbeschadigde geornamenteerde vensters. (Op de foto gaat een deel er van schuil achter de toren). Een der gelijke facade moet men zich nu in denken bestaan te hebben ook. ter linkerzijde van de toren. Vóór 1777, zo nemen wij aan, zal de bouwkun dige toestand van Hasselholt deplo rabel geweest zijn. Severien van Laar heeft de moeilijkheden opgelost door bij B aansluitende muren te maken. Voor de constructie ervan nam hij het mergelstenen materiaal dat afkwam van de sloop van toren en van de twee de verdieping links daarvan. Na af braak van de toren vervaardigde hij inplaats van de spiltrap, een recht- gaande trap. Men bereikte deze aan de voorzijde (zie afbeelding 1 waarop de toegangsdeur duidelijk te zien is). Dat ook in de vertrekken van het kasteel door Severien van Laar een renovatie werd ingeluid, blijkt uit de wijziging van een deel der vroegere schouwen. Deze werden vervangen door barokke constructies. Deze barok kenmerkt zich door een landelijke maar toch fraaie stijl. Van het begin af aan was er echter nog een ander vraagstuk dat ons bezig hield. Wie namelijk zou de opdracht- gever-bouwheer van Hasselholt in zijn laat-gotische vorm geweest zijn? Dat qua periode het vermoeden uitging naar het echtpaar Lodewijk Inderhorst - Catrine Hillen, werd reeds aange stipt. Wie schetst echter de geestdrift Van de restauratiemensen toen de muurpartij in de hoek B bij de toren nog meer geheimen prijs gaf? Immers kort nadat de inscriptie met 1 777 voor den dag kwam, werd opnieuw tussen het secundaire materiaal een vondst gedaan. Het betrof een gebeeldhouw de steen met de aanduiding: Anno Hel gerestaureerde kasteel gezien vanuit het oosten- Links, het bakstenen gedeelte in Maaslandse renaissance met ankerjaartal 1651.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1973 | | pagina 20