Het „Geutje" te Ohe werd weer
kasteel Hasselholt
102 Onder bovenstaande aanhef (met als
ondertitel: Adellijke familie zorgde
voor restauratie van fraai feodaal
kasteel), heeft de dichter-schrijver
Paul Haimon onlangs zijn zoeklicht
gericht op een restauratie gedurende
de periode juli 1970 tot en met oktober
1972 onder leiding van de Rijksdienst
voor de Monumentenzorg. Deze her
stelwerkzaamheden (die overigens
nog niet volledig zijn afgesloten) om
vatten twee monumenten. Te weten:
a) een vakwerkgebouw:
b) het eigenlijke kasteel.
Het is dan ook niet omwille van sym
metrie dat elk der poortpalen die de
toegang vormen tot Hasselholt, voor
zien werd van het bekende blauw
witte schildje. Bedoeld is welbewust
aan te geven dat twee monumenten
zich op hetzelfde erf bevinden.
Begonnen werd in juli 1970 met het
„vakwerkhuis". Van dit gebouw waar
van het vakwerk nog gedeeltelijk aan
wezig is, draagt de korte gevel het
ankerjaartal 1629. Dit gebouw staat
haaks op het kasteel (afb. 1 en 2).
Tijdens de inspectie, voorafgaande
aan de restauratie, kwam op de zolder
van dit vakwerkhuis een originele
bakermat te voorschijn. Gezien de
zeldzaamheid, is deze vondst van oud
heidkundige waarde. Een andere ver
rassing die de zolder opleverde vorm
den een aantal gootklossen met eikel
als afhangende siermotief. Aan de
hand van de gevonden modellen kon
den de ontbrekenden nagemaakt wor
den zodat thans aan een zijde van het
vakwerkhuis over de gehele gootlengte
de vroegere versiering in ere werd her
steld. Van dit vakwerkhuis blijft echter
de oorspronkelijke bestemming raad
selachtig. Gelijkvloers bevonden zich
kamers, alle voorzien van een stooK-
gelegenheid, gegroepeerd om een zaal
met een ruime renaissance-schouw.
Bij de restauratie kwamen delen van
die schouw te voorschijn, tezamen met
enige haardstenen. Op deze laatsten
stond het jaartal 1628. Boven genoem
de vertrekken, die, met uitzondering
van een opkamer, zoals gezegd geheel
gelijkvloers gelegen waren, strekt zich
over de gehele lengte .en breedte van
het pand een grote zolder uit.
In april 1971 werd het kasteel onder
handen genomen. Dit mergelstenen
huis - met uitzondering van de zuid-
oostwand die met baksteen in 1651
werd ingepast - hadden deskundigen
getaxeerd te stammen uit het midden
der 1 6e eeuw en qua stijl beschouwd
als te behoren tot de laat-gotiek. Over
de geschiedenis van het kasteel en de
personen die het gebouwd en be
woond hebben, was totaal niets be
kend2). Om te geraken tot historisch
inzicht was het gewenst:
a) een onderzoek in archiefstukken te
beginnen:
b) te trachten door een archeolo
gisch, hetzij kunsthistorisch, tevens
bouwkundig onderzoek aan het huis
zelf, nadere gegevens aan de weet te
komen.
Hoe met kunst- en vliegwerk uit
archiefstukken de personen konden
worden opgediept die zonder twijfel
Hasselholt in leen hielden en dat dit
Hasselholt identiek moest zijn met het
Geudje, dit alles kunt U lezen in het De
Maasgouw-artikel in noot 2 vermeld.
De vroegste leenman-eigenaar moet
geweest zijn een zekere Reyner van
Hasselholt die in 1369 te Echt (Ohé
en Laak ressorteerden eertijds onder
Echt) werd aangeslagen voor het hoge
bedrag van 8 pond. Dat aan hem of
reeds aan zijn voorouders te danken is
dat het „leen in der Echter Oe" op den
duur met de naam „Hasselholtsleen"
zal worden aangeduid, lijdt geen twij
fel. Toch komt in 1467 het goed in
andere handen. Wij willen in deze ge
schiedenis niet op de voet volgen,
maar overspringen naar leden van
het geslacht Inderhorst als latere leen-
opvolgers.
Een belangrijke figuur onder hen was
Lodewijk Inderhorst die als erf
genaam van zijn vader Lendrich, in
1544 wordt vermeld. Hij was vóór
1527 gehuwd met de gefortuneerde
Catrine Hillen, erfdochter van „Roer-
Hasselholl vóór de restauratie gezien van
uit het noorden (toestand juli 1969).
Foto: W. A. A. Westerhuis, Ven/o
- "-se S-
jfVü