dan de andere, moesten de torens
verschillend zijn. Op het eerste gezicht
lijkt het alsof de ene toren wat hoger
is dan de andere, maar dit berust op
een gezichtsbedrog, waarschijnlijk als
gevolg van het klimmen en dalen van
de omringende straten. Een jaar of
tien geleden was het met de Bergkerk
heel slecht gesteld; regenwater lekte
door de beschilderde gewelven, muren
vertoonden barsten, alles was even
vervallen. Verleden jaar nog was het
interieur van het gebouw slechts met
moeite (en levensgevaar) te bezichti
gen; zo'n kerkrestauratie is geen klei
nigheid.
Men zal vragen: hoe kwam die een
zame berg daar in de IJsselstad? Ant
woord: vanouds was hier een stuifduin,
waaromheen vroeger de rivier in een
grote bocht passeerde: de zgn. ,,por-
tus", veilige haven voor varenslieden
en kleine kooplui, zo omstreeks de
helft van de 9de eeuw. Het duurde niet
lang of de Noormannen bemerkten,
dat daar wat te halen viel; de neder
zetting werd verwoest en pas vier
eeuwen later kwam de plaats tot bloei
rondom een kapel, die door een wild
vreemde bisschop (uit het verre Lijf
land) werd ingewijd. De stad-op-de-
berg bestond uit een kerkplein, vijf
straten, drie stegen en een aantal ver
bindingsgangetjes. Er waren heel be
scheiden woonhuisjes, maar ook rijke
koopmanspaleizen en werkplaatsen
voor houtbewerkers, die in de Lage
Landen bekend stonden om hun dege
lijke produkten (vooral stoelen, een
Deventer specialiteit). Elke straat in
het Bergkwartier heeft haar eigen hi
storie, die van de gevels is af te lezen.
We moeten speciaal op de huisnamen
letten: De Beitel, De Twee Stikgrepen,
Het Zwarte Paard, de Rode Leeuw, de
Landskroon en het Huisje van de We
duwe. De schitterend gerestaureerde
Muntetoren is een extra-bezoek
waard. Deze gehele wijk moet slente
rend bekeken worden: huis voor huis,
steeg voor steeg, trappetje voor trappe
tje, venster voor venster. Vooral na die
rijke Sinterklaassurprise 1967, toen
bekend werd dat CRM voor het herstel
van het Deventer Bergkwartier ander
half miljoen beschikbaar had gesteld,
is er bijzonder veel fraais tot stand ge
komen. Eén ding alleen is onmogelijk
gebleken: de oude Bergpoort, die nü
nog in de tuin van het Amsterdamse
Rijksmuseum staat (naast de Heeren
poort uit Groningen), kon niet meer op
de oude plek terugkomen - om plau
sibele technische redenen.
Het laat-middeleeuwse Deventer was
echter niet alleen een belangrijke
hanzestad, waar het gonsde van de
commercie, maar vooral ook een stad
van grote geestelijke bewogenheid.
Een oude stadsprent vertoont de „loef-
lijke keyser vrye anze stadt" achter de
IJssel met een aantal spitse torentjes:
allemaal kloosters en inrichtingen van
liefdadigheid. Er waren twee mannen
kloosters en niet minder dan vijf
vrouwenconventen. Van de tweede
categorie zijn in en bij de Bagijnen-
straat nog fragmenten te zien, al moe
ten we er wel even naar zoeken. Maar
ronddwalen in de oude Deventer „be
nedenstad" is niet minder boeiend dan
in het Bergkwartier; er zijn talloze bij
zondere gevels en door de tijd geteken
de zijmuren, zeldzaam voorname voor
deuren en vensterpartijen en dikwijls
originele windassen onder dakkappen,
gasthuispoortjes, hier en daar een
zandstenen beeld, jaartallen en zo
maar curieuze straatnamen als' San-
drasteeg of Achter den Broederen.
Hoog boven alles uit steekt de Grote
St. Lebuïnus zijn fiere bollekopuit, met
zijn Latijnse pentameter om de koepel:
Fide deo - vigila - consule - fortis age,
van Gualtherus Sylvanus, in het begin
Vervolg pagina 98
Stadhuis en Politiebureau.
Foto: Bur. Voorlichting, Deventer