HEEMSCHUT
particuliere instantie de aangewezen
weg is.
In de derde plaats zijn er de gemengde
gebieden, waar zowel natuur en
landschap als de landbouw tot hun
recht moeten komen. In deze gemeng
de gebieden zijn ook de zg.
landschapsparken gesitueerd. Hierbij
wordt gedacht aan relatief grote gebie
den, waarin natuurterreinen, wateren of
bossen, alsmede cultuurgronden en
nederzettingen zijn gelegen, die hun
verscheidenheid natuurwetenschappe
lijk, cultuurhistorisch en esthetisch van
belang zijn en een duidelijke samen
hang vertonen. Naar de mening van ir.
Herweijer liggen juist bij deze laatste
gebieden de meeste moeilijkheden.
Het gebied geheel aankopen is alleen
reeds door de hoge investerings- en
beheerskosten ondenkbaar. Er wordt
thans gesproken over een totale op
pervlakte van landschapsparken ad
200.000 ha. Deze oppervlakte kost al
leen reeds plm. f 1.400 miljoen, laat
staan de kosten van rente en beheer.
Het aankopen van enige essentiële
elementen van landschappelijk of na
tuurwetenschappelijk belang is natuur
lijk wel mogelijk, maar zal in de meeste
gevallen geen afdoende benadering
zijn. Indien gemeentelijke, provinciale
of rijksoverheden in de komende
decennia grotere of kleinere
landschapsparken wensen te vormen,
lijkt het noodzakelijk - en ook in de lijn
van de historie - dat de boer zelf een
rol gaat spelen. De boer heeft nu een
maal traditioneel een duidelijk vak
manschap als landschapsbeheerder.
Als wij inderdaad in Nederland tot de
conclusie komen, dat we naast de na
tuurreservaten, bossen en nationale
parken ook landschapsparken moeten
behouden, inrichten en beheren, zal
daarvoor een stelsel van planologische
bestemmingen moeten worden ontwik
keld en een vorm van beheersbeleid
tot ontwikkeling moeten worden ge
bracht. De overheid zal dan ook de
financiële verantwoordelijkheid voor
het conserverende beheersbeleid op
zich moéten nemen. Thans is er een
schimmenspel aan de gang waarbij wel
eens wordt vergeten deze realiteit dui
delijk naar voren te brengen.
Volgens ir. Herweijer zal de aanwijzing
van een concreet landschapspark
moeten geschieden op basis van een
streekplan.
Nieuwe landinrichtingswet
Sprekende over de toekomst deelde ir.
Herweijer mee, dat er een nieuwe
Landinrichtingswet wordt voorbereid.
Er wordt bovendien gewerkt aan een
bijzondere wet voor de algehele re
constructie van 70.000 ha Veenkolo
niën.
Hoe moeilijk het blijkbaar is tot een
compromis te komen tussen de
verschillende belanghebbende groepe
ringen, waarover ir. Herweijer sprak,
blijkt o m. uit een rede, die mr. T. Brou
wer, voorzitter van de Kath. Land- en
tuinbouwbond, onlangs heeft gehou
den. Daarin besprak hij de nota over
nationale landschapsparken van de re
gering. Volgens het verslag in „Boer en
Tuinder" zei mr. Brouwer, dat in de
opvatting van de nota de ontwikkeling
van de landbouw in de betrokken ge
bieden niet ten koste van het karakter
en de waarde van het park mag gaan.
Maar wat er wél mag gebeuren, is niet
duidelijk. Mr. Brouwer sprak in dit ver
band van grote onzekerheden en over
onrust (in de landbouw) door de stag
natie in dé bedrijfsontwikkeling. „Als er
inderdaad in Nederland tot de con
clusie wérdt gekomen dat wij ook
landschapsparken moeten behouden,
dan zal dé overheid financiële verant
woordelijkheid voor het conserveren
de beheersbeleid op zich moeten ne
men. Thans is er een schimmenspel
aan de gang, waarbij wel eens wordt
vergeten ;deze realiteit duidelijk naar
voren te brengen. Land- en tuinbouw
krijgen dé indruk, dat zij in het sper
vuur liggen van het rijp en groen van
de kritiek op het landschap en het
milieu".
Voor de zorgen van mr. Brouwer kun-
Weg in komgrondgebied voor de ruilver
kaveling
II. Nieuwe weg na de ruilverkaveling
III. Ook voor de sportvissers kunnen deze
verkavelingen veel goeds betekenen. Het
Lingebos in de Tielerwaard West is er het
bewijs van
nen we begrip hebben, maar wie ken
nis neemt van de rede van ir. Her
weijer, weet, dat de regering wel de
gelijk oog heeft voor de financiële
consequenties van haar op de toe
komst gerichte beleid op dit stuk van
zaken.
Ir. Lardinois, tot voor kort minister van
Landbouw en sinds januari lid van
de Europese commissie, heeft in zijn
vroegere kwaliteit overigens ge
waarschuwd voor een ongebreidelde
mechanische uitbreiding van de (land
en tuinbouw-)produktie. „Men moet
maar eens in de landen van het
Oostblok gaan kijken om te zien welke
cultuurwoestijnen zijn ontstaan door de
grote mechanische bedrijven met dui
zenden werkkrachten en grote kuddes
vee: geen boom, geen struik, geen
boerderijtje is er aanwezig in het
landschap. In de toekomst moeten er in
onze streken bedrijven zijn van een
menselijke dimensie. Behalve een jaar
lijks sociaal contract is er in de toe
komst ook een groencontract nodig,
aldus ir. Lardinois.
Het wil ons voorkomen, dat er
gestreefd moet worden naar een syn
these met een duidelijke afweging van
de belangen van land- en tuinbouw en
die van het natuurlijke milieu. Het
laatste woord over een goede, verant
woorde ruimtelijke ordening is zeker
nog niet gesproken.