brandt geen molenaarszoon? Opge groeid in de moutmolen De Rijn (van daar Rembrandt van Rijn] iets ten noorden van de Witte Poort te Leiden - hoewel de molen, waarvan hij in 1641 een ets vervaardigde, een heel andere was, nl. een van de zeemtouwersmo- lens op het Passeerderbolwerk. En wie kent niet de fameuze walpoortmolen van Wijk bij Duurstede, door Ruysdael geschilderd? Maar de hedendaagse „molen van Ruysdael" in Wijk ziet er heel anders uit: hij is een tot runmolen verbouwde poort, die - hoe aardig ook gelegen - nauwelijks meer herinnert aan de fantastische gestalte van het beroemde schilderij in het Rijks museum. Het grote probleem, waarvoor wij in Nederland (molenland] gesteld zijn wanneer we ons best doen om het resterende molenbestand in ere te houden, is: wat doen wij ermee? In deze tijd van zoveel vernuftige uitvin dingen, waardoor alle soorten werk bij wijze van spreken „met de druk op een knopje" hun beslag krijgen, is heel die ouderwetse machinerie van een molen (wat voor molen dan ook: industrie- of watermolen) niet veel anders meer dan een curiositeit, interessant kijkspel voor „industriële archeologen" - mo dern soort oudheidkunde, uit Engeland naar het Europese vasteland overge waaid. Zeker, hier en daar dient een watermolen nog wel voor het bemalen van polders - maar meestal gebeurt dit met behulp van elektromotoren; de wind helpt soms een handje mee; en ook korenmolens draaien om iets te produceren, eveneens „buiten de wind om" of „ondanks windstilte", hetzij kó ren voor speciaal brood of pindablezen voor olie. Opleiding Hoofdzaak is, dat een molen - om in stand te blijven - op gezette tijden de wieken moet draaien en daarom mensen nodig heeft die verstand heb ben van de molenbediening. Voor dit doel bestaat een bijzondere opleiding tot het verkrijgen van een diploma van het molenaarsgilde - officieel geheten: Gilde van Vrijwillige Molenaars. Molen liefhebbers kunnen nu alweer enige jaren cursussen bijwonen, die hen in staat stellen, het aloude muldershand- werk tot in de finesses te leren; de belangstelling voor deze opleiding is verrassend groot. Nederland is weer een 60-tal kundige molenaars (er zijn ook molenaressen bij) rijk - jonge en oudere, mensen van allerlei slag (maar stellig van het „goede" slag, dat de handen terdege uit de mouwen kan steken wanneer dit nodig is). Zij moe ten niet alleen precies weten hoe de molen - elke soort molen, en er zijn er nogal wat! - werkt, maar ook hoe in allerlei omstandigheden, die meest ook van weer en wind afhangen, en bij alle mogelijke (dikwijls netelige) situaties moet worden gemanoeuvreerd om de machinerie intact te houden. Theore tische kennis is zeer noodzakelijk, er komt echter ook veel handigheid en lenigheid bij te pas; klimmen in het hekwerk van een wiek is niet ieders werk en dan behoeft men nog niet eens een stunt te willen doen om bijv. een volledige slag met een draaiende wiek rond te draaien zoals jonge be roepsmolenaars wel plegen te preste ren als zé in een dolle bui zijn. Belang rijk is ook, dat de vrijwillige molenaar zelf licht herstelwerk kan verrichten wanneer zulks nodig is; een kleine reparatie kan soms duur herstel voor kómen. 3 Vrijwilligers Van de ruim 950 windmolens in Ne derland zijn er nog maar 130 in bedrijf, waarvan 70 in „vol" bedrijf (50 water en 20 korenmolens met een be roepsmolenaar). Het aantal vrijwillige molenaars van het „gilde" bedraagt nu al meer dan 350; daarvan zijn dan pl. 60 gediplomeerd en in staat om een niet- meer-in-bedrijf zijnde molen te bedie nen. Ze zijn overal in ons land te vin- Fofo 2: De Zaanse Schans - de verste is De Zoe kerbefaamde oliemolen die enige jaren geleden hierheen verhuisde - een spectacu laire gebeurtenis, waarvan de tweede foto (de bouw van het nieuwe fundament) hier nevens gaat. Foto 3: Typisch molenlandschap: Spiegelbeeld van dé molen Detphinein het water van het Gein bij Abcoude. -mk

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1973 | | pagina 11