Heemschut
T ragisch
Officieel orgaan
van de Bond Heemschut
Opgericht 1911
Beschermvrouwe:
H.M. Koningin Juliana
Redacteur: A. C. de Gooyer.
Eindredacteur: J. E. v.d. Wielen
Typografische verzorging:
B.V. 't Koggeschip, drukkers- en
uitgeversbedrijf.
Alle correspondentie betreffende de
redactie van het orgaan, richte men
tot het secretariaat
van de Bond Heemschut:
Korenmetershuis, N.Z. Kolk 28,
Amsterdam 1tel. 22 52 92.
Alle correspondentie betreffende
de advertenties, richte men aan
B.V. 't Koggeschip, drukkers- en
uitgeversbedrijf,
Nwe. Achtergracht 104, Postbus 1198,
Amsterdam 1004, tel. 22 97 21.
121
De welvaert spruit
uit kloeck beleit van amptenaeren,
die nacht en dag zich zelfs niet spaeren,
geschapen tot een ieders nut.
Vondel.
Met enige goede wil zou men de hier
aangehaalde woorden van onze grote
dichter op onze tijd van toepassing
kunnen verklaren. Tenminste als we er
van uitgaan, dat we in een periode van
welvaart leven. Er zijn echter econo
men. die daarover anders denken en
met hen zijn er vele goede burgers in
dit land, die er zelfs grote moeite mee
hebben de eindjes aan elkaar te kno
pen. Dit laatste geldt ook voor de re
gering, die met zorg is vervuld over de
stijging van het rijksbudget.
De eis tot het afkappen van over
heidstaken en tot bezuiniging op de
uitgaven treft helaas ook Monumenten
zorg, waarvoor men het „kloeck beleit
van amptenaeren" zeker niet verant
woordelijk mag stellen. Met een variant
op een historische uitlating kan men
zeggen, dat niet zij, maar de regering
èn de volksvertegenwoordiging ver
antwoordelijk zijn voor het feit, dat er
onvoldoende geldmiddelen beschik
baar zijn voor het behoud van ons
cultuurbezit. De cijfers in de begroting
van CRM laten daarover geen twijfel.
Aan subsidies ten behoeve van Monu
mentenzorg is voor 1973 een bedrag
van f 44,5 miljoen uitgetrokken tegen
f42,8 miljoen voor 1972. Dat betekent
nog geen vier procent meer.
Ogenschijnlijk lijkt dat wel wat, maar
neemt men in aanmerking, dat de
kostenstijging in de normale bouw 7 a
8 procent bedraagt, dan is er niet al
leen geen sprake van een verhoging
van het totale subsidiebedrag, maar
zelfs van een verlaging! In werkelijk
heid is die verlaging nog veel groter
dan het verschil tussen de twee ge
noemde percentages. Immers de stij
ging van restauratiekosten ligt aanmer
kelijk hoger, nl. 15 a 16 procent en in
1972 zelfs 17 procent! Met andere
woorden: de rijksschatkist zal volgend
jaar niet minder dan ruim dertien pro
cent op subsidies ten behoeve van
Monumentenzorg bezuinigen. Dat is
ronduit tragisch, een constatering, die
maar in geringe mate wordt verzacht
door het feit, dat uit de middelen, die
beschikbaar zijn voor werkverruiming
ook twintig miljoen beschikbaar is voor
monumentenrestauratie in de drie
noordelijke provincies; voor de rest
van het land nog eens zeven miljoen; in
totaal dus f 27 min.
Op zich moeten we natuurlijk dankbaar
zijn voor die extra 27 miljoen, maar
dat bedrag is eigenlijk niet meer dan
een druppel op een gloeiende plaat.
Want een feit is, dat de rijksbegroting
in de loop der jaren wel steeds meer
geld voor Monumentenzorg beschik
baar stelt, maar dat de kostenstijging
hier zoals gezegd ver boven uit
gaat en dus is er sprake van ach
teruitgang, Die achteruitgang is nog
groter dan de nuchtere begrotingscij
fers te zien geven. Met name hebben
grote restauraties, waarvoor in het ver
leden subsidies ter beschikking wer
den gesteld, aanzienlijke overschrijdin
gen veroorzaakt. Die hebben min of
meer het gehele subsidiebeleid de nek
omgedraaid. Ze hebben in zeer belang
rijke mate tot het oplopen van de ach
terstand bijgedragen. Zeker, de ach
terstand wordt nu ingelopen, maar dat
is toch eigenlijk meer schijn dan wer
kelijkheid. Want het inlopen van de
achterstand wordt bewerkstelligd door
een rigoureuze subsidiestop, die nog
wordt versterkt door de eisen van de
minister van Financiën, die zijn colle
ga's heeft gedwongen op subsidies te
beknibbelen.
De situatie is echter nog veel somber
der. Van alle subsidie-aanvragen in de
sector Monumentenzorg hebben er
driekwart betrekking op de restauratie
van woonhuizen. Het resterende kwart
heeft betrekking op „andere gebou
wen", d.w.z. op grote(re) monumenten.
Maar het zijn juist die grote(re) monu
menten, die driekwart van de totale
subsidiepot opslokken. Met andere
woorden, de achteruitgang heeft vooral
betrekking op het getal der te restaure
ren objecten.
Dat is extra tragisch, omdat er bij vele
gemeentebesturen de laatste tijd met
name ten aanzien van de binnensteden
een andere houding wordt aangeno
men. Het is nog niet lang geleden, dat
het Rijk bij de gemeentebesturen juist
met betrekking tot het behoud van de
oude binnensteden geen poot aan de
grond kon krijgen. In die oude bin
nensteden kwamen daardoor vele
waardevolle, monumentale huizen in de
knel. Het alles voor zich opeisende
verkeer heeft menig gemeentebestuur
door de knieën doen gaan. De tot voor
kort bestaande verkeersfilosofie heeft
grote schade aangericht juist onder de
kleine(re) monumenten. Sinds kort is er
zoals opgemerkt bij de meeste
gemeentebesturen echter duidelijk