van een concertgebouw op het Vre- denburg geleid tot de oprichting van het Comité Binnenstad. Een aantal ver enigingen, instellingen en werkgroe pen, die voordien veelal afzonderlijk reageerden op plannen van gemeente of bedrijfsleven in de oude stad, bun delden zich in dit comité. Het zond in de twee jaar van haar bestaan een groot aantal adressen aan de Gemeen teraad; Niet alle activiteiten uit de burgerij zijn hier te vermelden (het comité dat zich verzet tegen de overkluizing van het noordelijke deel van de stadsbuiten- gracht, de werkgroepen, die een buurt tot hun werkterrein kozen, enz.). Op merkelijk is nog een zeer recent initi atief van drie raadsleden, die in een Buurkerk rapport de aanleg van een groene ruimte tussen Springweg en gedempte singel bepleiten onder handhaving van de aanwezige historische bebouwing. Nu zou de mening kunnen postvatten, dat het gemeentebestuur zich lijnrecht tegenover de „actievoerders" zou heb ben opgesteld. Dat het alleen zou den ken aan economisch nut (in de oude betekenis) en aan het openbreken van de stad voor de auto. Dat is echter zeker niet het geval. Ik wees reeds op de restauraties, op het afzien van de vroeger als panacee ten tonele ge voerde doorbraken, op de wens het wonen in het grootste deel van de oude stad te bevorderen. Onvermeld bleven nog de op fraaie wijze ter hand genomen aanleg van het voetgan gersgebied in de winkelcity, het plan voor de inrichting van het Catharijne- convent tot Museum voor Religieuze Kunst, het plan voor het maken van een „werfboulevard" (een wandelgele genheid over de werven tussen Viestraat en Stadhuis), en dat voor het herstel van de tuinaanleg in de Ro maanse pandhof van St. Marie. Zij het misschien niet unaniem leent het ge meentebestuur bepaald een gewillig oor aan de gedachten uit de burgerij. Ontbrekende visie Toch mag worden gesteld dat een visie op de toekomst van de oude stad ontbreekt. Een visie, die uitgaat van het historisch karakter, en een daarop af gestemd beleid. In het vorige najaar verscheen de „Structuurnota I". Daarin worden de mogelijkheden van en de wensen voor de oude stad geïnventa riseerd en een methodiek voor het opstellen van een structuurplan ontwik keld. Vast staat dat niet alle wensen gerealiseerd kunnen worden: de oude stad biedt daartoe niet de mogelijkhe den. Vast staat ook, dat op deze wijze het structuurplan nog wel jaren op zich zal laten wachten. Daarom is het van zo groot belang dat thans na jaren lange voorbereidingen het overgrote deel van de oude stad is aangewezen als beschermd stadsgezicht. Alleen in het noordwesten is een deel ervan buiten het gezicht gelaten: de reeds vrijwel volledig gesaneerde wijk-C en het gebied rond het Vredenburg, waar o.m. een nieuw gebouw voor V. en D. binnen het plan Hoog-Catharijne ver rijst. Het opmerkelijke nu van dit gezicht is dat het de oude stad in drie zónes (de klassen A, B en C) verdeelt. Geconsta teerd mag immers worden dat de waarde van het stadsbeeld in de oude stad van Utrecht niet overal even groot is. Het gebied (143 ha groot, met een grootste breedte, van oost naar west, van ca. 900 meter en een grootste lengte, van zuid naar noord, van ca. 1700 meter) is uiteraard niet homogeen

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1972 | | pagina 22