Verkeersles op een Venetiaans plein 100 Wie oude jaargangen van dit tijdschrift doorbladert bemerkt dat Heemschut een der eersten geweest is in het protest tegen een verkeersbeleid dat de bereikbaarheid per particuliere auto centraal stelt. Daar werd toen in de kringen van de verkeersdeskundigen hoogstens een medelijdend glimlachje aan besteed. Wat de heren van Heemschut bedoelden begrepen zij wel: dat het jammer was wanneer grachten gedempt, straten verbreed, en bomenrijen gekapt moesten wor den. Uit een oogpunt van stads- en landschapsschoon was het ook jam mer, maar het feit dat de verkeersvoor- zieningen moesten meegroeien met de toename van het autopark, kon niet ter discussie worden gesteld. Wie daaraan twijfelde moest maar eens een kijkje gaan nemen in de Verenigde Staten, om te zien hoe de zaken groot aange pakt konden worden.- Niet van dat ge peuter over een paar oude huisjes, maar klaverbladen in vele verdiepin gen, dozijnen rijstroken naast elkaar en geweldige tunnels, kortom: ruimte voor de toekomst. „Zelfzuchtige personenauto" Inmiddels zijn de onrust en de twij fels over deze gang van zaken steeds sterker geworden. De „zelfzuchtige personenauto" (de term is van Ir. Val- derpoort omstreeks 1950) doet denken aan de legendarische geest uit de fles: hij groeit en groeit, wordt een gevaar voor alles om zich heen en wie zal hem ooit nog kunnen bedwingen Suc cessen als de Leidse Baan en Ame- liswaard, waar bekwaam opererende actiegroepen erin slaagden het spoor van vernieling plaatselijk af te wenden, blijven incidenteel. Tegenover de druk van de gecombineerde olie-, auto-, en wegenbouwbelangen, met hun alle pu- bliciteitsmedia beheersend propagan- da-apparaat, ervaren velen een gevoel van machteloosheid. Aan de lange rij publikaties over „het verkeerspro bleem" werd onlangs een detailstudie toegevoegd over de psychische consequenties die het wonen dichtbij een grote verkeersweg meebrengt. Psychologiestudenten van de Amster damse Universiteit ondervroegen 48 bewoners van flats aan de Einstein- weg, een deel van de ringweg door de nieuwe wijken van Amsterdam. De flats dateren uit 1961, de weg werd in 1969 geopend, en er is reeds een proces gevoerd over een verplichte snel heidsbeperking. Het merendeel van de ondervraagden noemde de situatie onleefbaar en on draaglijk. Zij kunnen geen normaal gesprek meer voeren in hun woning. Telefoneren en musiceren is nauwelijks mogelijk. De mensen worden geprik keld en agressief. Slapeloosheid en hoofdpijn komen veel voor. Het ver keerslawaai is een zó alom aanwezige factor dat sommigen er niet meer over durven te praten. Zoveel mogelijk poogt men tijdens het weekeinde de woningen te ontvluchten. De voor gestelde oplossingen komen niet ver der dan twijfelachtige verlichtingen van de geluidsoverlast: dubbele ramen, ver laging van de snelheid tot 50 km, even tueel zelfs overkapping van de weg. De kernvraag, namelijk hoe kan bereikt worden, dat zowel het aantal auto's als het aantal verreden kilometers vermin dert komt niet aan de orde. De waan dat beide factoren door een blinde natuurwet moeten toenemen, houdt de geesten bevangen. Niet alle uiteraard. In het onlangs verschenen boek van Henk Bakker en Marten Bierman „Ste den, wegen, ruimte" wordt de vraag duidelijk gesteld en in het algemene kader geplaatst van de in expansie drang stuklopende welvaartsstaat. Hoe goed geargumenteerd en hoe leesbaar geschreven deze uitgave ook zijn moge, haar actieradius is (onvermijde lijk helaas) te beperkt. De meerderheid van de bevolking, die uiteindelijk via de stembus een ander beleid zal moeten wensen, is nog zo gefascineerd door het glimmende welvaarts-symbool voor de deur, dat bestuurders die tegen de routine van hun eigen ambtelijke ap paraten, en tegen het met de auto samenhangende economische pressie- blok zouden willen ingaan, voorzichtig moeten manoeuvreren om zich staan de te houden, en hoogstens op detail punten wat kunnen bijsturen. Nog altijd gelooft die meerderheid dat de duizen den slachtoffers per jaar, de vervuiling, het ziek-makende lawaai en de vermin king van steden en landschappen, de prijs vormen die wij nu eenmaal moe ten betalen voor een onweerstaanbare „vooruitgang". Historische binnenstad In het proces van bewustwording dat nu, gestimuleerd door talrijke actie groepen en gemotiveerd door een groeiende stroom tot bezinning oproe pende publikaties, eindelijk op gang komt is een van de grootste moeilijk heden dat men zich een stad-zonder- auto's eenvoudig niet kan voorstellen. Dat geldt zelfs voor het deel van een stad waar de hoeveelheid geparkeerde en rijdende auto's nu al jarenlang tot een onhoudbare situatie heeft geleid: de historische binnenstad. In debatten over doorbraakprojecten, in welke oude stad dan ook, komen steevast de argumenten op tafel „we kunnen toch niet terug naar de trekschuitentijd", en „het centrum gaat economisch dood als het niet meer per auto bereikbaar zou zijn." De gedachte dat men een enkele straat met korte toegangspaden inricht tot voetgan gersgebied heeft nu aanhang gekre gen, maar dan wel met de uitdrukkelij ke bedoeling dat het een soort reser vaat voor dure winkels wordt, en liefst met een ruime parkeerplaats vlakbij. Daarvoor komt het argument uit het zelfde pakket onbewezen gemeen plaatsen als de daarnet geciteerde: „het publiek wil nu eenmaal niet verder dan een paar honderd meter lopen*. Wie voor dergelijke met onverzwakt aplomb herhaalde stellingen bewijzen vraagt krijgt ten antwoord dat de alge mene druk op gemeentebesturen om door verruiming van het weg- en par- keerareaal de stroom vloeiend te hou den, dit afdoende aantoont Een auto vrije stad van enige omvang kan niet bestaan omdat hij niet bestaat Studiereis Venetië Wij zouden, als bijdrage tot het denken over de noodzaak van autoverkeer in steden, willen voorstellen dat het Mi nisterie van Verkeer en Waterstaat periodiek kleine groepjes gemeente bestuurders en ambtenaren die met

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1972 | | pagina 12