Het Arsenaal op een stukje Utopia in Niemands land. Terwille van de ruimte in dit blad, snellen wij door de eeuwen; werpen een blik op de Fransen, die in 1793 onder Dumouriez alle Brabantse vestingsteden veroveren op Wil lemstad na, dat hardnekkig verdedigd wordt door de gouverneur Carel ba ron van den Boetzelaer, heer van Aarlanderveen, zien de vuurkogels over de stad schieten en ruiken de brandlucht. Het boven de vestingwal len oprijzende Mauritshuis wordt ook deerlijk getroffen Doch daar is dan dat merkwaardige jaar 1926, het sterfjaar van de vesting Willemstad, het geboortejaar van een welhaast ontklede gemeente. De stad is geen garnizoensstad meer en nie mand past meer bij, noch prins noch rijk. De burgemeester heeft ons die trieste tijd geschetst toen de bevol king van Willemstad brodeloos werd. Wat hadden die garnizoenen in de loop der eeuwen niet nodig gehad? Generaties van ambachtslieden had den van het garnizoen geleefd, schil ders, grutters, kleermakers, smeden, e.a. hadden een sterke middenstand gevormd. In vredestijd, in 1926, is daar een bres ingeschoten die nooit gedicht is. De watersnood van 1953 heeft die ramp nog eens krach tig overgedaan, waarna de Deltawer ken het isolement om Willemstad gingen leggen. De stad kwam „aan het einde van de wereld" te liggen, verstoken van verschillende voorrech ten, waarin andere gemeenten wel konden delen. De vesting werd een dode stad. De bescherming van het gezicht diende om haar toch weer te doen leven. Na garnizoen niets De moeilijkheid is, dat in de plaats van het garnizoen nooit iets lucratiefs op ander gebied is gekomen en dat aan de andere kant iedereen Wil lemstad zó mooi vindt, dat er ook maar niets veranderen mocht. Het schootsveld -als onderdeel van de vestingwerken, moet blijven, er mag niet te hoog gebouwd worden, de wallen zijn onaantastbaarhet ge vaar dreigt dat de liefde voor een oude stad op die manier een apelief- de wordt. Heemschut wil dit niet, de Bond wil noodzakelijke veranderingen met behoud van karakter én monu menten. Een gemeentebestuur, dat draag kracht moet geven aan de ingezete nen en de buitenwacht moet betrek ken op de kernfuncties van die inge zetenen, kan hen niet van de wind doen leven. D'Orangemolen, daterend uit 1734, is een schoon monument, eigendom van een burger uit een andere gemeente, die monumentaal geld aan de molen heeft besteed. Het Arsenaal is door Domeinen, de heren van de wallen, aan een andere, niet inwonende burger, verkocht. Deze tast nu, na de aankoop, nóg dieper in de beurs om het historische pand te restaureren. Hij heeft het gebouw voor ondergang bewaard. De genoemde wallenbewakers toonden weinig interesse. Dat het gebouw in puin zou kunnen vallen, liet hen koud, warm werden zij alleen toen zij de hoogste koopsom hoorden. „Menno van Coehoorn". die wallen. singels en grachten van Willemstad lange tijd, op erfpachtbasis, in beheer heeft gehad, heeft bijna f 10.000, op dat beheer toegelegd. Wij weten niet waarom Domeinen het contract niet verlengd heeft, maar gedacht kan worden aan het vrij hebben van de handen om de historie van de stad aan de meest biedende te verkopen. Willemstad kan de wallen zó krijgen. Voor een gemeente met een kernbe- woning van 1200, die met de „bui tenbewoners" tot 10.000 kan uit groeien, zijn ze echter een „olifant op zolder", want het onderhoud kost nogal wat. Maar de stad zou best die wallen kunnen gebruiken, want er heeft zich iets merkwaardigs voorge daan. Willemstad is ontdekt als historische stad. In de zomer dringen 4000 auto's binnen om de stad te bezichtigen als was zij een beweegbaar museum. Wie de stad kent weet dat men haar in een kwartier beloopt. Maar die resterende middenstand kan iedere bezoeker gebruiken, als hij maar de moeite doet uit z'n voertuig te stap pen. Een ceintuurbaan om de vesting, een ruim parkeerterrein, ze zijn vrome wensen. De wallen zijn er goed voor, maar wie zal dit betalen. En een weg kan niet op de wallen liggen.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1972 | | pagina 21