De vesting Woudrichem Het land van Altena was eertijds een gebied, waar vooral de belangen van Holland en Gelre elkaar raakten en met elkaar in botsing kwamen. Woud richem, gelegen bij de samenvloeiing van Maas en Waal, was dientengevolge in deze machtsstrijd een belangrijk strategisch punt. De heerlijkheid Altena maakte aanvankelijk deel uit van het graafschap Teisterbant, maar kwam later in het bezit van de graven van Kleef, die het leen in 1332 verkochten aan Willem III, graaf van Holland. Evenals andere middeleeuwse steden werd Woud richem voorzien van een ommuring, waarin poorten. Men neemt aan, dat, althans een gedeelte, van dit verdedigingswerk dateert van vóór 1400. Van de 5 poorten is thans nog alleen aanwezig de Water- of Gevangenpoort, zij het ook, dat de bovenbouw van later tijd dateert. De plattegrond van Van 89 Deventer (1560) geeft een beeld van Woudrichem met de middeleeuwse verdedigingswerken. In opdracht van Willem I, prins van Oranje, werd de vestingbouwkundige Adriaan Anthonisz in 1584 belast met het maken van een plan voor een nieuwe bevestiging, bestaande uit aan de landzijden wallen met een buitengracht, op de hoeken een 4-tal bastions, alsmede ravelijnen. Het werk werd met bekwame spoed uitgevoerd en was in 1586 reeds grotendeels voltooid. In het algemeen werd van het maken van een nieuw vestingstelsel gebruik gemaakt om het stadsgebied te verruimen. Het opmerkelijke van Woudrichem is, dat in 1584 het tegenovergestelde het geval was. De ongunst der voorafgaande periode zal hieraan niet vreemd zijn geweest. Vogelvluchtfoto van de vestingstad Woudrichem (Foto KLM Aero-carto NV)

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2023 | 1971 | | pagina 29