Het huidige karakter van
Woudrichem
Hoe ontwikkelde zich en wat is thans Woudrichem?
Woudrichem is de aan de samenvloeiing van Waal
en Maas gelegen vestingstad, de hoofdplaats en
tevens de enige stad van het Land van Altena.
De stad ontwikkelde zich tot marktplaats, waar de
boeren en de vissers hun produkten aan de man
brachten. Naast de weekmarkt bezat de stad het
privilege om drie vrije jaarmarkten te houden. De
belangrijkste bron van inkomsten vormde evenwel
de visserij op zalm, elft en steur.
De zalm is te vinden in het stadswapen. De zalm
keert zeker weer als de watervervuiling bedwongen
is. Het oudste handvest van Woudrichem dateert uit
het jaar 1356. Hierin verleent Willem V, graaf van
Horne en Altena, welk land toen een leen was van
het graafschap Holland, aan Woudrichem tolvrij
heid en een schepenbank. Er werd een tol geves
tigd en de inwoners kregen in 1362 uitgebreide
rechten op de visserij.
De aan de overzijde van de rivier gelegen stad
Gorinchem nam in het begin van de 15de eeuw
de positie van Woudrichem over. De tol werd ver
plaatst naar het enkele kilometers stroomafwaarts
gelegen konkurrerende Gorinchem.
Opgemerkt mag worden, dat de stad en haar om
geving in de loop der eeuwen dikwijls heel zwaar
te lijden heeft gehad van krijgsgeweld en over
stromingen.
Katastrofaal was het platbranden van de stad in
het begin van de tachtig-jarige oorlog. In 1574
kwam Woudrichem voorgoed in handen van de
Republiek. Willem van Oranje gelastte zijn vesting
bouwkundige Adriaen Anthonisz. van Alkmaar om
een nieuwe vestinggordel voor de stad te ontwer
pen.
Woudrichem is een vestingstad gebleven, totdat
deze status bij Koninklijk Besluit van 27 mei 1955
als zodanig is opgeheven. Het huidige karakter
van de stad wordt derhalve bepaald door de vol
ledig bewaarde vestingwerken, de stadspoort, de
laat-gotische kruiskerk met haar vooral om de
details interessante toren en de talrijke historische
woonhuizen, waarvan de belangrijkste exemplaren
in de decennia volgend op de brand van 1573
zijn gebouwd. De fraaiste zijn die van het zoge
naamde „Dordtse type". Deze laat-16de-eeuwse
en vroeg-17de-eeuwse huizen zijn voornamelijk ge
legen aan de Hoogstraat en de Kerkstraat. Buiten
het huis, waarin Jacoba van Beieren in 1419 korte
tijd geresideerd zou hebben-en dat later de be-
Bovenbouw Ned. Herv. kerk
De massale onderbouw