Een vluchtige geschiedenis
van Woudrichem
„Waar Maas en Waal te samen spoelt en Gorkum rijst van ver
75
iacob van Deventer (1510-1575). Kaart van Woudrichem in opdracht van Filips II gemaakt 1558.
Woudrichem is één der oudste en merkwaardigste
stadjes van Nederland zoals wij dat vinden aan
de samenvloeiing van Maas en Waal in het land
van Altena. De naam Woudrichem schijnt erop te
wijzen, dat in het grijs verleden de streek zeer
bosrijk is gew/eest; ook de naam Altena, verklaard
als Houtland, 'schijnt hierop te wijzen.
De gunstige ligging aan de samenvloeiing van twee
grote stromen heeft natuurlijk de ontwikkeling van
visvangst, handel en marktwezen beïnvloed en
reeds in 866 wordt Woudrichem als marktvlek ge
noemd onder de bezittingen van de bisschop van
Utrecht.
In de 14de eeuw wisselde Woudrichem van eigenaar
en werd het door de Graaf van Kleef verkocht aan
de Hollandse Graaf Willem III, bijgenaamd De
Goede, die later werd opgevolgd door de Hollandse
Graaf van Beieren en Utrecht.
Dat Woudrichem in deze tijd reeds beschermd was
door wallen en poorten, blijkt duidelijk uit de ver
gunning welke aan poorters en poorterskinderen
was verleend om te vissen in 's Graven's wateren,
zij het onder allerlei beperkende bepalingen.
De Hoekse en Kabeljauwse twisten gingen
Woudrichem niet onberoerd voorbij. Toen Aleida
van Poelgeest, de schone gunstelinge van Albrecht
in 1390 door Hoekse edelen was vermoord wegens
haar vermeende invloed op de Graaf ten gunéte
van de Kabeljauwsen, vluchtten de moordenaars
naar het aan zoon Willem toebehorende slot Altena,
dat zich op een heuvel tussen Woudrichem en het
tegenwoordige dorp Aïmkerk bevond.
Willem, de latere Graaf IV, beducht voor vader's
wraak, vluchtte naar het buitenland. Door de edelen
werd nog fel verzet geboden tegen het oprukkende
leger van Graaf Albrecht, maar vrij snel viel de
burcht in de handen van de belegeraars die de
sterkte met de grond gelijk maakten. Slechts een
paar torens bleven tot in het laatst der 17de eeuw
gespaard. Steeds meer in verval geraakt, zijn thans