Dr. A.Kuyper stond aan de wieg
schoon ging zonder noodzaak te loor
A. W. Weissman (schilderij van Georg Reuter). Mr. W. B. Buma, eerste voorzitter van de Bond.
Bladerend in de notulen van de eerste vergaderin
gen van de Bond Heemschut, ontdekt de redacteur
dat de voorbereidende samenkomst gehouden is
27 april 1909, aan de vooravond van zijn geboorte
dag.
In het Muntgebouw te Amsterdam zijn dan des
namiddags om half drie aanwezig de heren C. J.
Gonnet, J: W. Hanrath, Herman van der Kloot Mey-
burg, S. de Clercq, J. H. W. Leliman, G. A. Pos,
Jan Feith, Mr. J. D. Pasteur, Mr. J. de Vries van
Doesburgh, K. P. C. de Bazel, Mr. P. G. van Tien
hoven, Dr. J. Th. Oudemans, Mr. G. A. P. M. van
der Aa en A. W. Weissman.
Laatstgenoemde treedt op als voorzitter. Hij be
schrijft hoe na een vergadering van het Oudheid
kundig Genootschap Mr. van Tienhoven en hij,
terugreizende naar Haarlem, een opmerking, ge
daan in het genootschap, bespraken. Deze: wat zou
kunnen gedaan worden om het ontsieren van stad
en land, zoals dit tegenwoordig maar al te vaak
geschiedt, tegen te gaan?
En dan vervolgt de heer Weissman (en de redac
teur vraagt zich af is dit 62 jaar geleden?):
„Inmiddels kwam ook in de pers het vraagstuk der
„Heimatschutz" aan de orde. De heren J. W. H.
Leliman en H. van der Kloot Meyburg maakten zich
verdienstelijk door er in „De Bouwwereld" en het
„Bouwkundig Weekblad" opstellen aan te wijden.
„De schoonheid van Nederland is al van ouds be
kend. In geen ander land hebben de schilders en
de tekenaars zich, sedert de 15e eeuw met zoveel
ijver en kunst op het wedergeven dier schoonheid
toegelegd. Tot het laatst der 18e eeuw is de
schoonheid van Nederland vrijwel ongerept ge
bleven. Wél ondergingen steden, dorpen en ge
huchten vóór die tijd veranderingen, doch die ver
anderingen gaven nooit tot ontsiering aanleiding,
omdat steeds nieuwe kunst in de plaats kwam van
de oude, die verdween.
„Dan zien wij de 19e eeuw meedogenloos de moker
zwaaien, wateren dempen, gedenktekenen doen
verdwijnen, zonder iets te kunnen voortbrengen,
hetwelk niet het oude op één lijn mocht worden
gesteld. Waar windmolens gestaan hadden, ver
rezen stoomfabrieken, ijzeren draaibruggen kwamen
in de plaats van houten wipbruggen, het stads-
De heer Weissman wijst dan op het werk van de
Duitse Heimatschutz op wier programma staat: „het
beschermen van gedenktekenen, het bevorderen