RESTAURATIE VAN EEN OUD HOEKHUIS AAN AMSTEL 284 TE AMSTERDAM Reeds lang bestond bij ons gezin de behoefte aan een betere behuizing in de binnenstad. Toen in 1961 het huis Amstel 284 in openbare veiling werd aangekondigd, reageerden wij daar op. Bij de onderhandeling tot aan koop van dit zeer verwaarloosde en verzakte hoekhuis was er slechts een geringe mogelijkheid tot bezichtiging van het gehele huis door de vele afzonderlijk verhuurde ruimten, die gesloten waren. Nadat het huis eigendom was geworden kwam de echte belangstelling voor wat wij eigenlijk aankochten, vooral het vreemde omlopende schuine dakvlak dat sterk af week van de gebruikelijke geveltypen in Amsterdam trok onze aandacht. Een studie naar oude gegevens van het huis werd onder nomen en werd eerst boeiend toen kwam vast te staan, dat het huis eigenlijk de helft is van een dubbel huis. Op de getekende stadsplattegrond van Jacob Bosch, 1680, aanwezig in mijn verzameling en opgenomen in „Een Amsterdams Grachtenboekje uit de 17de eeuw door Dr I. H. van Eeghen", waarbij in afwijking van de normale plattegronden de huizen in opstand zijn ge tekend, komt dit huis voor en wel met een geheel om lopend dak, een brede houten ingedeelde onderpui, en op verdieping vier ramen breed. Zo werd de afgeknipte dakvorm, welke het huis heeft met twee ramen breed, duidelijk. Bij het nameten van de belending No. 282 bleek, dat voor dit huis omstreeks 1900 de gevel met dakvorm werd vernieuwd, sterk afwijkend. Op de grote gravure „Gezicht op de Amstelsluizen van de Hoge Sluis af" door D. Stoopendaal komt dit huis voor, doch iets vertekend. Na het vertrek van de huurders eind 1967 werd begon nen met het uitruimen van het gehele huis, waarbij tevens alle latere ingebrachte timmerwerken werden verwijderd en afgevoerd, wel twintig containers. Na deze schoonmaak werd de aankoop opnieuw overzien en nu bleek dat de belangrijke onderdelen van het huis laat- 17de-eeuws waren, behoudens de schouw in de opkamer en het onderste deel van de doorgaande spiltrap, als mede de oude indeling van eikehouten schotwerken der z.g. kameren. Zelfs de hoge stoep langs de zijgevel, toegang gevende tot de bovenkameren, was geheel uit de tijd van de stichting, namelijk zerk en treden van Namense steen met ronde stoepbalusters 17de-eeuws, van welk model nog maar één stoep in Amsterdam ge sierd is. Volgens ontvangen gegevens van het Gemeente-archief werd het erf voor de bouw van dit huis uitgegeven in 1669 aan de timmerman-bouwer Willem Brederode, die wel spoedig na deze datum het dubbele huis zal hebben gesticht. Merkwaardig, wat blijkt uit de plattegrond van Jacob Bosch, men bouwde eerst het hoekhuis terwijl de erven noordelijk en westelijk nog lang onbebouwd bleven. Bij het opmeten van het gehele huis bleek uit de af tekening op zolderingen en vloeren, hoe de eigenlijke indeling en bewoning waren geweest, nl. in kameren, dus altijd een huis voor verhuring. Hoekhuizen verdeeld in kameren kwamen veel voor, omdat deze typen huizen altijd meerdere toegangen verkregen, aansluitend op doorgaande spiltrap tot twee de verdieping. De kelder is oudtijds bewoond geweest als twee afzon derlijke kelderwoningen met stookplaatsen en indeling van bedsteden. Begane grond had indeling van voorhuis waarin een hangkamer en hieronder het onderste deel van de spiltrap, toegang gevende tot de mooie kamer, de opkamer met hieronder de woonkeuken met bed steden in opkamer en hangkamer. Op eerste en tweede verdieping waren ieder twee woningen met kasten, bed- Hier staat het huis, tegenwoordig Amstel 284, gezien van de Hoogesluis af. 116

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1970 | | pagina 24