De dakkapelletjes van de peer, waarvan de zich daarin
bevindende luikjes verticaal opengezet kunnen worden,
waren beschilderd met horizontale gehengen.
Door de smalle basis van de toren was in de lantaarn
zo weinig ruimte beschikbaar, dat 16 klokken aan de
buitenzijde van de toren moesten worden opgehangen.
De kosten van overbrenging van de klokken en het tref
fen van de voorzieningen bedroegen 392 gulden en
6 stuivers. De grootste luidklok bleef in de toren van de
Grote Kerk.
In 1620 werden de nieuwe klok of klokken gegoten door
Hendricus Meurs, in 1661 door Franciscus Hemony en
in 1761 door Joan Nicolaus Derck uit Hoorn.
Afbraak
Ook de Kleine Kerk is tijdens de reformatie overgegaan
naar de nieuwe leer. Het onderhoud van de kerk werd
echter verwaarloosd of kon niet worden bekostigd, zo
dat in 1880 een totale restauratie nodig was. De Kerk
voogdij van de Hervormde gemeente kon dat niet be
talen en verkocht in 1883 de gehele kerk voor een bedrag
van 1500,aan de burgerlijke gemeente, die in dat
zelfde jaar tot afbraak van de kerk besloot. Gelukkig
bleef de toren met carillon bestaan.
In 1922 bleek, dat het carillon nodig moest worden ge
restaureerd. Bij deze restauratie waren nog slechts zes
Van den Gheyn-klokken bruikbaar. De door andere gie
ters gemaakte klokken waren ernstig beschadigd. Van
elke klokkengieter is nog één klok bewaard gebleven.
Besloten werd de Engelse klokkengieters E. D. Taylor
uit Loughborough de restauratie en de uitbreiding tot
23 klokken te laten verzorgen. Hij moest derhalve
17 nieuwe klokken gieten. Nog afgezien van de minder
goede kwaliteit van de nieuwe klokken is destijds de fout
gemaakt de nieuwe klokken in de moderne getemperde
of zwevende stemming te gieten, in plaats van in de
oorspronkelijke middentoonstemming, waarin het caril
lon van Van den Gheyn gegoten was.
Herstel noodzakelijk
Door het destijds gebruikte systeem voor de draden werd
het onderhoud van het carillon in de smalle toren uiterst
moeilijk, terwijl door de zeelucht het ijzerwerk sterk
werd aangetast. Door het onvoldoende onderhoud was
reeds in 1957 herstel noodzakelijk.
De bevolking en een aantal sympathisanten bracht een
bedrag voor restauratie bijeen, tijdens de in dat jaar
gehouden stadsfeesten wegens het 600-jarig bestaan van
de stadsrechten van Edam.
Er ontstonden echter moeilijkheden over de restauratie
en de gewenste uitbreiding tot een volwaardig carillon
zodat er geen vorderingen werden gemaakt.
In 1962 bleek de toestand van de ophangwerken zodanig
gevaarlijk te zijn geworden dat het noodzakelijk was het
carillon uit de toren te verwijderen. Eerst in de loop
van 1969 is het gemeentebestuur erin geslaagd alle be-
De spits van de toren
met luikjes.
s
112