HET CARILLON
EN DE
SPEELTOREN
VAN EDAM
Op het eind van de middeleeuwen waren de bestuurders
van de toen nog rijke en belangrijke stad Edam ook
„mode"-bewust. Omstreeks 1560 wilden zij een uur- en
speelwerk in de toren van de Grote of Sint Nicolaaskerk
laten aanbrengen. De enkele klok, 1639 ponden zwaar,
welke zich in die toren bevond, was niet in overeen
stemming met de welstand van de stad. Twee burge
meesters trokken dan ook naar 's-Hertogenbosch om
een „meester van den clocke" te zoeken.
Toen zij daar niemand vonden, die het werk kon ver
richten, reisden zij meteen door naar Mechelen in België,
waar zich Peeter van den Gheyn had gevestigd, die een
goede reputatie had op het gebied van klokken gieten.
In deze tijd, de zestiende eeuw, ontstond een vervol
making van het aan het einde van de veertiende eeuw
in zwang geraakte voorslagje van drie klokjes, welke
waarschuwden dat de heel-uurslag zou volgen.
Quadrillon
De benaming van zo'n voorslagje was quadrillon, waar
van het woord carillon is afgeleid. In de vijftiende eeuw
werd het aantal klokken uitgebreid, terwijl in de zes
tiende eeuw het stokkenklavier werd toegevoegd, waar
door het persoonlijk spel mogelijk werd. Eerst in
.1600 kwam het voetklavier erbij.
Door deze aanvullingen en de ontwikkeling van de giet-
kunst door de gebroeders Hemony, Van den Gheyn en
anderen ontstond er tussen 1650 en 1715 een grote bloei
van het klokkenspel.
Lang vóór deze grote bloeiperiode bestelden de twee
regeerders bij Peeter van den Gheyn voor Edam een toen
gangbaar klokkenspel van negentien klokken en waar
schijnlijk tevens twee luidklokken. De zwaarste klok (een
luidklok) woog 4336 ponden. Het totale gewicht van
alle klokken bedroeg 8543 ponden.
Overigens reisden de burgemeesteren niet op eigen kos
ten want zij declareerden een bedrag aan reis- en ver
blijfskosten van 52 gulden en 16 stuivers!
In 1561 werden de klokken gegoten en per schip naar
Antwerpen gebracht. In deze stad werden zij, met de
moeder van Peeter van den Gheyn als meter, gedoopt.
Weer per schip werden zij over Re(u)pelmonde - Ber
gen naar Edam vervoerd.
De transportkosten bedroegen 16 gulden en 18 stuivers.
De totale kosten van het carillon met speel- en uurwerk
bedroegen 1708 gulden en 30 stuivers, voorwaar een
voor die tijd niet geringe som. Maar de kosten van een
feestelijke ontvangst konden er kennelijk nog wel bij,
want in de boeken werden de kosten van het engageren
„zangmeesters en musiekers" genoteerd.
van
Grotere klokken
De gemeentelijke overheid was echter niet gauw tevre
den. In de daaropvolgende jaren ontstonden er moeilijk
heden. Het was mogelijk, dat er iets aan het speelwerk
mankeerde of wel, dat men de luidklokken nog te licht
vond, zodat er ruimte gemaakt moest worden voor de
nog grotere klokken (ruim 6000 kg), want de bestuur
ders besloten in 1568/69 het speelwerk naar de toren
van de Kleine of O.L. Vrouwekerk over te laten bren
gen. Deze kerk was een laat-gotische Hallenkerk, be
staande uit twee gelijke beuken. De kerk was waarschijn
lijk een uitbreiding of vervanging van de oudste kerk
van Edam, een kapel gesticht door de Heren van Water
land, de „Persijns" in de 12de eeuw. De huidige romp
van de toren dateert uit de 15de eeuw.
De overbrenging van het speelwerk maakte een wijziging
van de toren noodzakelijk, want in 1568 werden de
huidige open zandstenen lantaarn en de met lood be
klede houten spits aangebracht. Een bijzonderheid van
de met lood beklede spits was, dat de vlakken van de
peer beschilderd waren met de wapens van verschillende
steden. Ondanks het feit, dat de wapens later zijn over
geschilderd met cartouches, zijn resten teruggevonden
van de wapens van Enkhuizen, Purmerend, Edam, Me-
demblik, Hoorn en Alkmaar.
111