MONUMENTEN OF GEEN MONUMENTEN?
EEN WEERWOORD
Het artikel van de heer Koot in Heemschut 1, februari
1970, „Monumenten of toch geen monumenten?" mag
mijns inziens niet onweersproken blijven.
Allereerst dient te worden vermeld, dat de heer Koot
zijn gegevens heeft verkregen door de „Inventarisatie
lijst van historische gebouwen" te vergelijken met de
lijst van beschermde monumenten, zoals die op 1 sep
tember 1969 door de Minister van Cultuur, Recreatie
en Maatschappelijk Werk is vastgesteld.
Omtrent de „Inventarisatielijst" kan het volgende
worden gezegd. Kort na de aanvangswerkzaamheden
van het Gemeentelijk Bureau Monumentenzorg in
1953 is vanwege dat Bureau een lijst samengesteld van
alle panden gebouwd vóór 1850. Hierbij was niet ge
let op kwaliteit, situatie of bouwkundige toestand. Ook
werden er fragmenten, aangebracht in later verbouwde
en zelfs nieuwgebouwde panden, in opgenomen, het
geen in de Inventarisatielijst als zodanig werd vermeld.
In de opgave van de heer Koot is deze precisering niet
overgenomen, hetgeen de indruk wekt, dat het bij veel
van de opgesomde huisnummers om komplete huizen
gaat.
Ter illustratie hiervan een tweetal voorbeelden:
Bloemstraat 12. Een pand uit de dertiger jaren met een
herplaatste gevelsteen. Eerste Bloemdwarsstraat 16.
Wederom een pand uit de dertiger jaren met als afdek
king resten van een 18de-eeuwse top.
Het enige oogmerk voor plaatsing van deze huizen op
de Inventarisatielijst was aan te geven „dat het Ge
meentelijk Bureau Monumentenzorg prijs stelde op het
behoud van deze fragmenten".
Aldus staat het in de toelichting bij de Inventarisatie
lijst uitgedrukt.
Daar deelbescherming volgens de Monumentenwet
1961 niet mogelijk is, zouden deze fragmenten slechts
beschermd kunnen worden door plaatsing van het hele
huis op de lijst van beschermde monumenten.
Burgemeester en Wethouders schrijven in hun toelich
ting bij de „Ontwerplijst van beschermde monumenten
voor de gemeente Amsterdam" aan de Raad: (Gem.
blad, afd. 1, blz. 1321) ook de bescherming van his
torisch belangrijke fragmenten, bijvoorbeeld gevel
stenen, in nader overleg met de Commissie Dooyes
te regelen. Burgemeester en Wethouders zullen de ge
meenteraad hierover te zijner tijd een nader voorstel
doen. Waar het in de opgave van de heer Koot wel
om gehele panden gaat die NIET op de lijst van be
schermde monumenten zijn opgenomen, kan het vol
gende worden opgemerkt.
De Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappe
lijk Werk doet - ingevolge de Monumentenwet - de
gemeente een voorstel toekomen tot plaatsing van een
zeker aantal panden op de Monumentenlijst. De ge
meente buigt zich vervolgens over de vraag of er pan
den dan wel op- en of afgevoerd moeten worden.
Een commissie, bestaande uit de heren D. Dooyes,
raadslid, A. Evers, architekt en H. Knijtijzer, architekt,
kreeg tot taak „om zo nodig een aantal panden, voor
komende op de al genoemde Inventarisatielijst van
historische gebouwen toe te voegen aan het ontwerp
van de lijst van beschermde monumenten voor de ge
meente Amsterdam".
Deze commissie heeft haar taak gewetensvol vervuld,
zozeer zelfs, dat zij panden aan de lijst heeft toege
voegd, die hoewel van geringe individuele waarde,
toch van betekenis zijn voor de instandhouding en re
generatie van het stadsbeeld ter plaatse. (Gem. blad
1968, afd. 1, blz 1373).
Dat zelfs bij deze zeer ruime stellingname panden van
de Inventarisatielijst niet op de lijst van beschermde
monumenten zijn gekomen, bewijst, dat deze echt niet
voldoen aan de - eveneens door de heer Koot in zijn
artikel onderschreven - eisen om als monumenten en
beschermde monumenten te worden gekwalificeerd.
In de door de heer Koot gemaakte opgave van niet
opgenomen panden op de Eilanden en de Nieuw-
marktbuurt geldt voor een deel hetzelfde als hierboven
werd opgemerkt.
De in laatste instantie overblijvende panden zijn niet
op de Rijkslijst opgenomen, omdat zij in de „vastge
stelde", c.q. „in een ver stadium van voorbereiding
verkerende" bestemmingsplannen moeten worden ge-
amoveerd (Gem. blad 1968, afd. 1 bl. 1319), met
name het bestemmingsplan Bickerseiland, doorbraak
Haarlemmer Houttuinen, doorbraak Bakkerstraat, be
stemmingsplan Jodenbreestraat, een deel van het be
stemmingsplan Nieuwmarkt, het ontwerp-bestem-
rningsplan Valkenburgerstraat en omgeving en een
viertal monumenten, betrokken bij de oostlijn van de
Stadsspoorweg (kursivering door ons, red.).
Als mocht blijken, dat de inzichten ten aanzien van de
binnenstad zich verder ontwikkelen of zich wijzigen,
dan kan de lijst van beschermde monumenten altijd
nog aangevuld worden. In tegenstelling tot vroegere
regelingen zijn toevoegingen namelijk nu wel mogelijk.
W. TIMP
Blijft voor ons de kernvraagis een historisch pand, dat
voldoet aan de voorwaarden van de Monumentenwet
plotseling geen monument meer, omdat het volgens
een in een „ver stadium van voorbereiding verkerend
bestemmingsplan" geamoveerd moet worden?
T.K.
De illustraties in dit nummer zijn van: S. Andringa
(omslag), B. D. da Silva-Rosa (pag. 76), K.L.M.
Aerocarto (pag. 95), P. L. de Vrieze (pag. 97), Wim
K. Steffen (pag. 85), Ton Koot (pag. 73, 75), Ther-
macon N.V. (pag. 91), Archief (pag. 77, 79, 81, 83,
87, 88), Berend Raangs (pag. 92), Rijksdienst voor de
Monumentenzorg (pag. 99, 100).
89