HEEMSCHUT IN EUROPA De redaktie had ook inlichtingen over dit onderwerp gevraagd aan de firma Van Os en Van den Berg te Amsterdam, gespecialiseerd op het gebied van vochtbestrijding. Zij zond ons een vouwblad (d.d. juni 1962) met betrekking tot bestrijding van grondvocht door hori zontale vocht-isolatie. Haar systeem komt hierop neer, dat zij op de be dreigde plaats een isolatiestrook van onvergankelijk materiaal inbrengt over de gehele lengte en dikte van de gevaar lopende muur. Deze strook moet dan horizontaal op een zo laag mogelijk punt tussen twee steenlagen in gelegd worden. Op die wijze, aldus het vouwblad, wordt dan iedere verdere vochttoevoer onmogelijk gemaakt. Voor zover bij buitenmuren de grondslag boven de isolatiestrook aanligt, dient dat muurgedeelte tege lijkertijd tegen verdere zijdelingse vochtdrang be schermd te worden door er een waterdichte cement- asfalt pleisterlaag op aan te brengen. Genoemde firma zegt, dat men van het vernieuwen van trasramen door nieuw metselwerk zonder isolatie strook is teruggekomen. Het bezwaar tegen de ouder wetse isolatiemethode - drie of vier steenlagen ver wijderen, loodslabben aanleggen en opvullen door aan stroming met schuins afgeslagen bakstenen - is dat de specie tussen de opvullagen slechts langzaam verhardt en dat men niet achter elkaar kan doorwerken. De door de firma voorgestane ISOKEG werkwijze houdt in dat het opvullen plaatsvindt door het aan slaan van wigvormige segmenten (keggen) van beton of geperste klinkers, zodat men niet afhankelijk is van de verharding van de specie. Kon de horizontale kering van het grondvocht vroeger in het algemeen niet in dikkere muren dan 44 a 55 cm worden toe gepast, het boven omschreven systeem kan toegepast worden bij muren van vrijwel iedere dikte. De commissie Cultuur en Onderwijs van de Raad van Europa heeft een aanbeveling gepubliceerd voor de Raad van Ministers om zo spoedig mogelijk stappen te doen tot het vaststellen van een Europees Handvest met betrekking tot heemschut. Deze commissie baseert zijn aanbeveling o.a. op de rede, welke Albert, Prins van Luik, gehouden heeft als president van de Euro pese conferentie van ministers, verantwoordelijk voor het cultuurbeleid in hun landen. Deze conferentie is eind november 1969 te Brussel, onder patronage van de Raad van Europa, gehouden. De bovenvermelde commissie onderstreept de grote waarde van de erfenis aan cultuurgoederen in Europa, met name op het gebied van de monumenten en de schoonheid van stad en land. Zij vraagt om een goed gerichte Europese politiek op dit punt, die de ver antwoordelijkheden daar legt, waar zij thuis horen. De aanbeveling wordt in drie punten samengevat: a. oprichting van een commissie voor samenwerking voor het bewaren, onderhouden, restaureren van cultuurmonumenten. De organisatie Europa Nos- tra worde daarbij betrokken als de exponent van het europese gevoelen te dien opzichte. Ook inter nationale en intergouvernementele en private ver enigingen kunnen aan de activiteiten van de com missie bijdragen leveren. b. uitvaardiging van een Europees Handvest, waarin de voornaamste principes van heemschut zijn vast gelegd. Op de vaststelling van dit Handvest volge een Europese Conferentie op basis van de inhoud van dit charter; c. organiseren van een „Europees Heemschutjaar", teneinde Europa op het hart te binden zijn cul turele goederen wel te bewaren en te onderhouden en om het bewaken van deze erfenis aan monu menten en schoonheid in het algemeen, in de zorg voor het leven van iedere dag te betrekken. In het rapport van de Commissie komt tot uiting dat „de man in de straat" geen voldoende notie heeft van wat er op cultureel gebied, heemschutgebied in het bijzonder, op het spel staat. Alle media die hem daartoe kunnen inlichten moeten aangewend worden. Een van die media is de film. Wetende, dat de organisatie Europa Nostra een film over de cultuurgoederen en het bewaken en bewaren van het heem wil doen vervaardigen, vraagt de Com missie de Raad van Ministers Europa Nostra finan cieel en technisch bij te staan in zijn streven mede het medium film aan te wenden voor het behoud van de bovengeschetste Europese erfenis. In het officiële stuk van de Raadgevende Vergadering van de Raad van Europa schrijft de rapporteur, de heer A. Premoli, o.a. dat op de genoemde conferentie in Brussel voor Europa Nostra aanwezig was de heer Duncan Sandys. De internationale organisaties UNES CO en ICOMOS hadden waarnemers gezonden. De heer Premoli acht de Brusselse Conferentie een keer punt wat betreft een gezamenlijk optrekken in Eu ropa voor het behoud van monumenten. Hij memo reert de vijf symposia, welke op het gebied van monu mentenzorg gehouden zijn: Palma, Wenen, Bath, Den Haag en Avignon. Al deze symposia hebben bijgedra gen tot een beter begrip bij de betrokken ministers en bij de leden van de Raad van Europa voor het bewa ken van het waardevolle cultuurgoed dat Europa bezit. De heer Premoli maakt in zijn rapport een opmerking, welke ons bijzonder trof. Hij vraagt om eens te ver gelijken de bedragen, welke sommige landen uitgeven tot bevordering van het toerisme en de bedragen welke zij bestemmen voor het bewaren en bewaken van hun overgeleverde cultuurgoederen in eigen land en in Europa. A. C. de G. 46

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1970 | | pagina 28