bloeien geen leliën meer!
31
's Nachts vechten katten en ratten in de huizen. Nog
steeds klapt een raam open en dicht.
Boven op zolder is een „klubhuis". De loden pijpen
en buizen worden uit het huis gesloopt. Kleine sjou
wers, grote lasten. Een knokploeg tussen de tien en
vijftien jaar slaat alle indringers de trappen af; ner
gens meer glas.
Dat haalde de brandweer weg nadat voorbijgangers
herhaalde malen bijna onthoofd waren door vallende
stukken ruit.
Soms gooit een paar dozijn kinderen sjouwend stenen
door de open gaten het huis binnen. De bende gooit
terug. De politie komt altijd stipt te laat. „De over
macht is te groot" hoorde een buurman ze per mobilo
foon doorgeven.
Zestien maanden later:
De zolder ligt vol kerstbomen. „De fik gaat erin"
schreeuwen de jongens op straat. Na eén veldslag
heeft een andere groep de kerstbomen meegenomen.
Eindelijk wordt de boel dichtgespijkerd.
„Grondbedrijf" heeft de krotten opgekocht.
Jammer dat de politie nooit op tijd kwam, jammer
dat de ruiten ingegooid konden worden.
Zeventien maanden later:
„Negentienzeventig" we beginnen goed. De moker er
in, een muur stort om. De fundamenten van alle buren
trillen.
Weer aanleiding om krot te worden? Krotten kosten
minder als ze opgekocht worden.
Op een ochtend wordt het dak boven het hoofd van
de fotograaf afgebroken. Hij belt de gemeentelijke
Publieke Werken. Men had daar geen opdracht tot
sloop gegeven!
„Tot puin in 't eind".
Veel regen, grote lekkages, schoorsteen weg en het
vriest af en toe. Fotomateriaal kapot.
Pas later wordt er een asfaltdakje aangebracht.
De fotograaf is nu ook maar weggegaan.
De gemeente heeft haast met de aankoop van huizen
maar alle tijd met de gecreëerde krotopruiming. Hoe
meer krotten hoe meer mensen vanzelf weggaan. Etc.
De slopers gaan hun gang.