Toch is het een zegen voor de monumentenzorg in
Nederland dat er onder de restaurerende instellingen
één is voor wie de museaal-wetenschappelijke belang
stelling voorop blijft staan, en niet de huisvesting van
bepaalde bevolkingsgroepen of de belegging in geres
taureerde panden. Indien Hendrick de Keyser vijftig
jaar eerder was opgericht dan zouden tal van merk
waardige middeleeuwse huizen, waarvan alleen nog af
beeldingen bestaan die toch al als documentatie van
belang zijn, nog in werkelijkheid het stadsbeeld ver
rijken. Aan het feit ten tijde van de oprichting de aan
dacht zo sterk gefixeerd was op de vroege 17de eeuw,
danken wij het dat uit die periode een belangrijke
groep panden bezit van de vereniging is. In zijn
inleiding wijst Meischke er op dat de eerste bestuur
ders van „Hendrick de Keyser" in de mening verkeer
den dat men de oude huizen slechts een goede opknap
beurt diende te geven om er normaal en rendabel ver
huurde panden van te maken. Dit bleek een illusie,
vroeger of later was een grondige restauratie nodig die
alleen door hoge subsidies te realiseren was. Dat de
optimistische mening toen bestond hangt ook samen
met de plaats van de Hendrick de Keyser-huizen in
het stadsbeeld en in de toen aanwezige woningvoor
raad. Het was de tijd dat er in vele Nederlandse
steden nog onbekommerd neo-renaissance of „oud-
Hollands" werd gebouwd. Wij staan daar nu ver
genoeg vanaf om over de aversie tegen de stijl-imitatie
heen te zijn, en om de gebouwen met een zekere objec
tiviteit te kunnen bekijken. Dan zien wij dat de detail
lering als regel dor is, en het geheel de kracht van de
originelen mist, maar dat deze „oud-Hollandse" bouw
sels toch enkele kwaliteiten bezitten door hun schaal
en hun ambachtelijke bouwtrant. De overtuiging van
hun architecten een traditie voort te zetten was niet
zó ver bezijden de werkelijkheid als men later wel
meende. Dat wordt zich baar nu die traditie inderdaad
uit het overgrote deel van de bouwproduktie verdwe
nen is. Tussen de constructiewijze van de grote kan
toor- of woningblokken en de ontwikkelingen die
Meischke gedurende vijf eeuwen huizenbouw volgt, be
staat nauwelijks enige verwantschap. Het is een ander
soort menselijke bedrijvigheid geworden, met nieuwe
mogelijkheden, niet alleen in de produktie en in het
gebruik, maar ook in de vormgevende creativiteit.
De omstandigheid dat onze generatie, die deze cae-
suur meemaakt, zich hiervan te weinig rekenschap
geeft, is een bron van vele misverstanden. Bij elk
bouwproject van enige omvang in een min of meer
gaaf traditioneel stadsbeeld liggen deze levensgroot
ter tafel. Het conflict tussen eigentijdse vorm, schaal
en materialen en de gegeven stadsstructuur is onop
losbaar zolang men niet uitgaat van deze breuk in de
bouwkundige traditie.
AmsterdamBrouwersgracht van r. naar l. 48-50-52-54-56, behalve nr. 52 dat door een particulier werd gerestaureerd, is deze rij
vroeg-17de eeuiuse, in de 18de eeuw verbouwde huizen eigendom van de Ver. Hendrick de Keyser.
139