HET NEDERLANDSE WOONHUIS
van 1300 tot 1800 en verder
Het Hollandse stadsbeeld op zijn mooist: de Hendrick de Keyser huizen aan het Korte Spaarne 23-25 te Haarlem,
Wanneer bij het vijftigjarig bestaan van de vereniging
„Hendrick de Keyser" de directeur van de afd. res
tauraties van de Rijksmonumentenzorg een gedenk
boek gaat samenstellen, dan weet men van te voren
dat er een degelijk gedocumenteerd werk zal komen.
Wanneer dan bovendien aangekondigd wordt dat het
ditmaal geen verzameling monografieën over afzonder
lijke panden wordt, maar een samenhangende studie
over de ontwikkeling van het nederlandse woonhuis in
vijf eeuwen, geïllustreerd, behalve met foto's, met ruim
240 series reconstructietekeningen door de architect
van Amsterdam's monumentenzorg H. J. Zantkuyl,
dan zijn de verwachtingen hoog gespannen. Dat die
verwachtingen overtroffen werden toen het boek einde
lijk de intekenaars bereikte, klinkt als een gemeen
plaats, maar het is wel waar. Ir. Meischke is geen
meeslepend auteur. Hij heeft zich in dit overzicht tot
taak gesteld de thans bekende gegevens overzichtelijk te
ordenen en wetenschappelijk te verwerken. Dit gebeurt
droog en helder, zonder lyrische uitweidingen over de
schilderachtigheid of de intimiteit van de behandelde
objecten. Men proeft in elke regel de vakman die nu
ruim zestien jaar geleden als jong ambtenaar aan het
hoofd werd gesteld van het pas opgerichte gemeen
telijke bureau monumentenzorg in Amsterdam, en
daar het spoor gevonden heeft dat hij sindsdien is
blijven volgen. Duizenden restauratieplannen heeft
ir. Meischke sindsdien moeten beoordelen, en onop
houdelijk is hij daarnaast bezig geweest met onderzoek
naar de bronnen, zowel de litteraire als de materiële.
Beide moet men zoeken in toevallige aanduidingen.
Het burgerwoonhuis is immers geen officiële geschie
denis. De kroniekschrijvers hielden zich bezig met de
„grote" politiek, met oorlogen, verdragen en verwik-
135