De voorlichter, de bestuurderen en de democratie
Onder deze titel verscheen in „de journalist" van 15
aug. j.1. een interessant artikel van Hans van der Werf.
Enkele citaten volgen. Prof. mr. A. Belinfante schreef
in „De Burger en zijn Staat": „Democratie is de ont
manteling der staatsinstellingen. Instellingen zijn nodig
voor ons bestaan, wij kunnen alleen in en met in
stellingen leven. Maar het is niet nodig dat zij, om
ringd door hoge muren, een eigen bestaan gaan leiden
en ons vanuit hun sterke positie overheersen. De de
mocratie eist dat de instellingen doorzichtiger zijn als
constructies van en voor mensen." Uit een doctorale
scriptie van D. J. Budding: „De Gemeentewet beperkt
zich, evenals de Provinciewet, tot een openbaarheids
minimum. Zij vormt bijvoorbeeld geen beletsel om
belangrijke besluiten vóóraf te nemen. De eigenlijke
raadsvergadering kan tot een farce gemaakt worden.
Ten aanzien van de inhoud van gemeentelijke stukken
worden geen regels gesteld, waardoor het mogelijk
wordt dat nota's e.d. worden opgesteld die voor de
burger ondoorgrondelijk zijn.
Wat voor de gemeenten geldt, geldt grotendeels ook
voor provincie en rijk. Het is bijvoorbeeld op alle
niveaus van het overheidsapparaat zo, dat de bestu
rende colleges niet en de vertegenwoordigende licha
men wel in het openbaar beraadslagen
De openbaarheid is in Nederland beperkt tot een eng
begrensd terreinalles wat daartoe niet gerekend
kan worden is van gunstbetoon afhankelijk. De verder
gaande openbaarheid berust op regels die het bestuur
zichzelf heeft gegeven en die het derhalve ook zonder
al te veel moeilijkheden weer kan herroepenAan
die door prof. Belinfante gevraagde doorzichtigheid
ontbreekt in dit land nog veel. Wij missen met name
zodanige openheid waarbij het in de fase van voor
bereiding van plannen mogelijk is dat de burger mee
denkt met, en inspraak heeft op de uiteindelijke vast
stelling van zodanige plannenOpenbaarheid als
regel en geheimhouding als noodzakelijke uitzondering
zou evenwel grote verbetering brengenHet recht
op informatie van elke staatsburger, de mogelijk her
levende belangstelling van de burgers voor het staat
kundig gebeuren, de preventieve werking van open
baarheid en de betere voorlichting door de pers, wegen
voor ons op tegen de bezwaren die ten aanzien van
voorlichting worden ingebracht." Het artikel gaat dan
verder met een pleidooi voor de voorlichtingsambte
naren en een beschouwing over de wijze waarop in ons
land deze bureaus werken.
Wij willen hierbij nog enkele kanttekeningen plaatsen.
Een goed georganiseerde voorlichting van overheids
wege is natuurlijk nuttig en nodig. De omvang en de
gecompliceerdheid van de overheidstaken maken dit
tegenwoordig onmisbaar. Het is niet voor niets dat
alle grote bedrijven hun pers- en propagandadiensten
hebben. Deze omstandigheid houdt echter ook een
waarschuwing in. Een particulier bedrijf heeft bij zijn
voorlichting een duidelijk doel: het scheppen van een
gunstig klimaat om het eigen marktaandeel uit te
breiden, dus om een sterkere positie te veroveren,
meer macht en meer winst. De grenzen tussen reclame,
propaganda en voorlichting zijn vaag, hoe objectiever
de voorlichtingsindruk is, des te effectiever het propa-
gandische effect. In ons maatschappelijk bestel is dit
een normale verhouding.
Overheidsorganen zijn er echter niet om macht en
winst te verwerven. Zij staan in dienst van de open
bare zaak. Het streven om eigen inzichten te realiseren
en dus om de daarvoor nodige vrijheid van handelen
te verwerven wat in feite ook neerkomt op macht
en geld bestaat uiteraard ook bij overheidsdienaren
en -diensten.
Wanneer bijvoorbeeld de Rijkswaterstaat een wegen
plan ontwerpt dan staan de hiermee belaste ambte
naren achter hun plan. Als zij zouden menen dat het
op een andere manier beter kon dan zouden zij het
plan anders maken. Zoals het plan op tafel komt is
het hun plan, uitgaande van de gegeven opdracht en
situatie. Wanneer nu de natuurbeschermers in het
geweer komen en zeggen dat het plan onvervangbare
natuurgebieden verminkt, waar staat dan de officiële
voorlichting?
Waarmee wij alleen zeggen willen dat aan nieuwsvoor
ziening door de overheid hoge eisen van objectiviteit
gesteld moeten worden, en dat er een reëel gevaar be
staat van verwarring tussen voorlichting en propa
ganda.
Wat ook uit dit ene voorbeeld moge blijken is dat de
eis van openbaarheid en inspraak niet kan worden
ondervangen door een beter georganiseerde overheids
voorlichting.
Die eis is bovendien niet een revolutionair nieuwtje
van onze tijd, maar een vraag naar herstel van de
contactmogelijkheden die verstopt zijn geraakt door
het onoverzichtelijk worden van de overheidsbemoeiin
gen en de daarmee samenhangende groei en vertak
king van het ambtelijk apparaat. De mate van open
baarheid in het gemeentebestuur die, zoals uit het
voorgaande blijkt, vrij beperkt is, correspondeerde
waarschijnlijk vrij goed met de omvang van het be-
stuurswerk in de dagen van Thorbecke. In de besloten,
statische gemeenten van toen zullen de zaken voor de
kiesgerechtigden wel duidelijk zijn geweest. Het amb
telijk apparaat was overzichtelijk, de te vervullen taken
waren beperkt, de veranderingen voltrokken zich lang
zaam, er was tijd voor rustig vooroverleg.
Dat is alles anders geworden, maar de burger die in
vloed wil uitoefenen op plannen die het gezicht, de
structuur en het leefklimaat zullen bepalen van zijn
eigen woon- en werkmilieu, en dat is toch het
meest elementaire democratische recht moet zich
behelpen met wettelijke mogelijkheden die zich tot de
huidige eisen verhouden als een musket tot een raket.
Wij bedoelen daarmee niet dat de burgerij zo graag
schieten wil op dè overheidsdiensten. Het gaat er om
132