Ir. Loef acht de voorspiegeling, alsof de afgesloten
Oosterschelde een ideaal massa-watersportgebied zou
worden een waandenkbeeld. De Oosterschelde is zo
wijd en de rakken zijn zo uitgestrekt, dat alleen boten
met een behoorlijke zeewaardigheid er zullen kunnen
varen. Van massa's kleine boten, zal eenvoudig geen
sprake kunnen zijn.
Rijkswaterstaat maakt haast en de Deltadienst wil niet
luisteren. Opmerkelijke parallellen met voorgaande
voorbeelden. Het minste wat ook in dit geval vereist
mag worden is een nadere bestudering, waarin de be
zwaren van derden, zoals de Studiegroep, betrokken
zullen worden.
De auto en de binnenstad
Ja, de auto en de binnenstad. Eerst de auto en dan de
binnenstad. Dat is tot nog toe de volgorde in de des
betreffende literatuur. Jarenlang in vele toonaarden
heeft Heemschut al de vraag gesteld of beperking van
het privé-autovervoer niet noodzakelijk is.
Steeds meer gaat men die vraag stellen. Tal van steden
zijn al tot belangrijke beperkingen van het privé-
autovervoer overgegaan.
De auto-medewerker van „Accent" merkt op, dat
„Het enthousiasme voor de auto en de stijgende ver
kooporders, die doorgaan ondanks de immer hogere
onderhouds- en gebruikskosten, zelfs niet worden ge
temperd door de opmerkelijke verkeerschaos, die zich
vrijwel chronisch in alle grote steden voordoet."
In 1980 worden, statistisch gedacht, vier of vijf miljoen
auto's in Nederland verwacht. In de Londense voor
stad Nottingham is de gemiddelde verkeerssnelheid
3 km. per uur! En dan heeft men nog geen parkeer
plaats!
Rechtvaardigt de in beslag genomen ruimte van een
auto op een parkeerplaats zijn gemiddelde inhoud van
1,6 persoon per auto?
Het zakelijke transport, de auto's van artsen, zieken-
vervoer, verhuizingen, politie, brandweer, aan- en
afvoer van goederen, taxi's en niet te verwaarlozen:
de voetganger, de winkelende voetganger niet te ver
onachtzamen, vindt steeds meer de ruimteverslindende
langparkeerder in zijn weg.
Meer, beter en aantrekkelijker openbaar vervoer is
noodzaak.
Schoonheid is van alle tijden
Wij hebben nogal eens kritiek moeten uitoefenen op
het restauratiebeleid van het Dordtse gemeentebestuur.
Daarom ditmaal een pluim. Het was bij de in ge
bruikneming van het uit rond 1350 stammende, pand
Swartsenborgh in de Wijnstraat 213 te Dordrecht.
Nu een stijlvolle uitstalling voor woninginrichting,
ondergebracht in dit gerestaureerde juweel uit de
middeleeuwen.
Burgemeester mr. J. J. van der Lee stelde dit initiatief
ten voorbeeld aan winkeliers, die nog wel eens be
zwaren aanvoeren tegen het betrekken van een geres
taureerd monument. „Een oude gevel kan nooit ouder
wets worden", aldus de burgemeester, „schoonheid is
van alle tijden." En hiermee opende hij een aanwinst
voor de winkelstand én voor de Dordtse binnenstad.
Rotterdamtekort aan intimiteit en contrastwerking
Enkele grepen uit een inleiding van prof. ir. S. J. van
Embden, gehouden op de 165ste verjaardag van de
Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam
verdienen hier in het licht gesteld te worden.
De aanvankelijk onvoorziene, mateloos en onvoorspel
baar ver doorgaande bevolkingsgroei en de sterk toe
nemende ruimteconsumptie per hoofd, hebben de ste-
debouwkundige uitgangspunten van de twintiger jaren
geleidelijk meer en meer ontoepasselijk gemaakt op de
opgaven die vandaag worden gesteld.
Prof. Van Embden: „Het land is bezig vol te lopen
met het gebouwde protest tegen de stad: een uitvlok-
kende ijle tuinstad-materie. Om verandering in de
situatie te brengen is allereerst een mentaliteitsveran
dering nodig. Bovendien echter belemmeren het van
daag beschikbare arsenaal van woningvormen en de
spelregels voor de omgang daarmee in hoge mate de
creatie van een aanvaardbaar leefmilieu en van een
sociaal waardevolle buitenruimte."
Voor een stad als Rotterdam signaleerde prof. Van
Embden een tekort aan intimiteit en contrastwerking.
De Lijnbaan blijkt achteraf te breed te zijn. Ter wille
van het verkeer verbrede winkelstraten hebben alle
karakter verloren. De stad is vol winderige gaten.
Prof. Van Embden komt op voor paviljoenwinkels,
forse boombeplantingen en inbouwen van boetiekjes
en kroegjes onder in de grote gebouwen van het Rot
terdamse winkelcentrum.
En wij in Amsterdam maar denken aan de verbreding
van de Bakkersstraat tot 27 meter, als tochtgat in het
Rembrandtsplein, waar ook die dode wand van de
AMRO-bank smeekt om gezellige zitjes. En aan het
Frederiksplein, met die „gezellige" straatwand van
tralies voor de bankdrukkerij. En aan de Weesper-
straat met haar mislukte Champs-Elysées-allure.
Ennou ja.
Hoge flatgebouwen
Een uitspraak van een andere befaamde stedebouw-
kundige, prof. ir. J. H. van den Broek, toen hij zeven
tig werd.
Houdt hij van hoge flatgebouwen? „Ik hou niet van
die hoge flatgebouwen zonder meer. Die bewoners
tuimelen gewoon de ruimte in. Je moet ze een houvast
geven."
En over de Amsterdamse binnenstad: „Behouden hè,
die structuur is prachtig. Zeer waardevol. Van mij
mogen er best auto's langs de grachten staan, als je er
als voetganger nog maar langs kan. We hebben wel
eens een concept gemaakt voor een heel brede baan
Damrak, Rokin, Vijzelstraat, met heel hoge gebouwen
erlangs. Maar in Amsterdam houden ze niet van hoge
gebouwen. Die moeten zé dan maar om de binnenstad
zetten. Dan kan er ook wat verkeer uit die binnenstad."
106