De Pinto's huis ziening van het plan-Nieuwmarkt, en dat in april 1968, aansluitend aan het verzoek van 14 organisaties om de slopingen op te schorten, aan Uw College werd gevraagd een opdracht voor een nieuw plan-Nieuw- markt te verstrekken in de thans aanvaarde zin. Deze opdracht is intussen, voor zover ons bekend, nog niet gegeven en het kan, zo doorgaande, nog tal van jaren duren voor er een rechtsgeldig bestemmingsplan uil resulteert. Daartegenover slaat, dat de Dienst der Publieke Wer ken zonder overleg met één van de organisaties, die anderhalf jaar geleden om staking van het slopen vroegen, deze werkzaamheden inmiddels heeft hervat. Het slopen geschiedt zodanig, dat waardevolle mate rialen en onderdelen op een enkele uitzondering na verloren dreigen te gaan. De vraag, die straks aan de drie nog aan te wijzen architecten zal worden voorgelegd, namelijk, in hoe verre de bestaande structuur en bebouwing tot een aantrekkelijk en levend geheel verenigd kan worden met nieuwe elementen, zoals de stadsspoorweg, komt in het gedrang. Ons bestuur betreurt deze gang van zaken. Wij be treuren dit des te meer, omdat wij deze tegenspraak tussen de in het vooruitzicht gestelde kansen voor de moderne inzichten over de regeneratie van vervallen wijken, en de feitelijke gang van zaken, ook signaleren op andere punten in de binnenstad, met name in de Bakkersstraat en in de jordaan. De belangstelling voor het eigen karakter van de binnenstad, als woongebied en als ontmoetingspunt, is nog nooit zo groot geweest als thans. Dit blijkt niet alleen uit de restauratie van honderden monumenten, maar ook uit tal van initiatieven op cultureel en sociaal gebied. Het is voor ons onbegrijpelijk waarom in deze situatie, vooruitlopende op de totstandkoming van een nieuw stedebouwkundig plan, de aan de be woners aangekondigde sloping zou moeten plaats vinden van het bouwblok tussen Keizerstraat, Lange Keizerdwarsstraat, Koningstraat en Kromboomssloot, waarin zich niet alleen de panden bevinden, waarvoor in 1959 de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen reeds sloopvergunningen weigerde, maar ook de karakteristieke monumenten Keizerstraat 15, 21 en 29, en een door de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk gesubsidieerde kindercrèche. In de genoemde brief van 19 december 1968 heeft ons bestuur de mening uitgesproken, dat de huidige onzekere toestand van ontruimde en ten dele dicht gespijkerde huizen niet lang duren mag. Er is spoed geboden met een nieuw plan, er zijn ook tijdelijke maatregelen nodig om het leefklimaat te verbeteren. Dat die verbetering zou worden bereikt door bebouwing die wellicht geheel of gedeeltelijk gehandhaafd en hersteld zou moeten worden, alvast te vervangen door plantsoengarnering langs de straten, lijkt ons een moeilijk verdedigbare stelling. Het is zeker mogelijk leegstaande panden tijdelijk een nuttige bestemming te geven, en om, in samenhang met de meervoudige stedebouwkundige opdracht, initiatieven voor restauratie en woningbouw te stimuleren. Wij verzoeken U derhalve, behalve de stopzetting van de sloping, ons bestuur en de besturen van de andere organisaties, die zich ingespannen hebben voor de herziening van het plan-Nieuwmarkt, in de gelegen heid te willen stellen met U te overleggen over con structieve maatregelen in het plangebiecl-Nieuwmarkt. Met de meeste hoogachting, Het Bestuur van de Bond Heemschut Voor het Dagelijkse Bestuur, w.g. (Dr. R. Hoegen), voorzitter w.g. (Ton Koot), secretaris Een noodkreet! Vele monumenten zijn al „geamoveerd" en zullen nog ten offer vallen aan het voornemen, dat door het ge meentebestuur van Amsterdam heel goedaardig als wederopbouwplan Jodenbuurt in 1952 werd aange kondigd, maar dat in werkelijkheid een rigoureus sloopplan blijkt te zijn. Noch met het wezen en het karakter van deze buurt als woonwijk, noch met de verhoudingen en profielen, noch met de afzonderlijke gebouwen als monumenten is zodanig rekening gehouden, dat dit recht doet aan deze typische buurt in het hart van Amsterdam. Dit is geen pleidooi voor het krampachtig behoud voor een Jodenbuurt, maar wel voor betere aanpassing van een woonwijk in het hart van Amsterdam, waarvan in alle toonaarden gezegd wordt, dat de kern van de stad niet aangetast moet worden. Dit is een deel van de kern van de stad! Er dreigt een wezensvreemd element aan dit eenmaal gesloopte stadsdeel opgedrongen te worden, waar vele geslachten mee opgescheept zullen zitten. En wij laten dat gebeuren. Al in 1952 liet de Bond Heemschut een duidelijke waarschuwing horen, maar hier schijnt op dergelijke akties een ambtelijk vertragingsproces in beweging te komen, dat zijn eind vindt in een immense doofpot. Zo zien wij na zestien jaren een plan op punt van uitvoering staan, dat in zijn bestemming en uitvoering al bij voorbaat (zoals 16 jaar geleden al gebeurde) veroordeeld moet worden. In plaats van zinvol regenereren en volgens heden daagse stedebouwkundige kennis gezond maken van een geschonden buurt, zien wij zinloos slopen en vol gens verouderde inzichten bebouwen. 120

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1969 | | pagina 20