Twee brieven
aan het Gemeentebestuur van Amsterdam
29 augustus 1969
Betreft: Plan Bakkersstraat
AAN DE GEMEENTERAAD
Edelachtbare Dames en Heren,
De korte tijd van voorbereiding die ons ter beschik
king stond tussen de publikatie van de raadvoordrachl
722 en de behandeling in uw Raad is de oorzaak dat
deze brief U op een zo laat tijdstip bereikt. Wij hopen
dat U desondanks genegen zult zijn de inhoud bij het
nemen van Uw besluit te laten meetellen.
De belangwekkende beschouwingen over het voetgan
gers- en fietsverkeer in de nota „Rembrandtsplein en
omgeving" verdienen uitvoeriger studie dan thans mo
gelijk is geweest.
Dat de thans betrachte haast een gevolg is van de ten
aanzien van de Bakkersstraat gekozen procedure van
de zogenaamde wegenwetonteigening en de daarin
gestelde termijnen, onderstreept nog eens de bezwaren
die in februari 1968 door onze Bond en andere adres
santen werden ingebracht tegen de omstandigheid dat
hier niet de ons inziens juistere weg van een be
stemmingsplan werd gevolgd, hetgeen de burgerij vol
doende gelegenheid zou hebben gegeven om zich in
de consequenties van het een en ander te verdiepen.
Grote waardering heeft onze Bond voor de bedoeling
van de nota om het verkeer te voet en per fiets een
evenrediger aandeel te geven van het beschikbare
wegoppervlak dan thans het geval is, door het schep
pen van zogenaamde verkeersluwe gebieden.
Gaarne onderschrijven wij het denkbeeld van een
voetgangersroute die van de Nieuwendijk doorloopt
tot de Amstelstraat. Of dit streven om de stad plaat
selijk te bevrijden van de overlast, veroorzaakt door
parkeerexcessen en niet meer te verwerken verkeers
stromen, tot zo vergaande consequenties moet voeren
als thans wordt voorgesteld, is voor ons nog een open
vraag.
Het geheel voor rijverkeer afsluiten van de Utrechtse
straat wordt voorgesteldj als een maatregel in een
verdere toekomst.
Wij realiseren ons dat het ombuigen van het verkeers
beleid volgens de in de nota gesignaleerde nieuwe in
zichten langs wegen van geleidelijkheid en experiment
zal moeten geschieden. Slopingen en wegverbredingen
zijn echter definitief. Terecht wijst de "nota op het
nauwe verband tussen de toekomstige vorm en functie
van de Utrechtsestraat en die van de Bakkersstraat.
De recente transformatie van het Frederiksplein met
de brede trechtervormig op de Utrechtsestraat toe
lopende wegen veronderstelt volgens de denkbeel
den van 1931 een belangrijke verkeersfunctie en
dus verbreding van deze straat. Het komt ons vol
strekt onlogisch voor een straat die straks géén rij
verkeer meer te verwerken zal krijgen, aan beide uit
einden van brede toegangspoorten te voorzien.
Het toekomstbeeld van de Utrechtsestraat als voet
gangersstraat wordt zodoende weinig geloofwaardig.
Wij zouden er derhalve bij Uw Raad op willen aan
dringen het verband tussen Utrechtsestraat en Bakkers
straat tot uiting te doen komen door voor een ver
breding van de Bakkersstraat het profiel van de
Utrechtsestraat aan te houden. Dan kan volstaan wor
den met amovering van de panden Amstel 114 en
Bakkersstraat 2, 4 en 6.
De oostwand van de Bakkersstraat die cloor de slopin
gen aan de overzijde thans beter in het zicht is ge
komen, zou dan gerestaureerd, kunnen worden. Hier
voor bestaat alle aanleiding: de zijgevel van Amstel
116 en de panden Bakkersstraat 1 tot en met 9
vormen ondanks hun vervallen toestand een karak
teristieke Amsterdamse straatwand.
Ons bestuur is ervan overtuigd dat een zodanige be
perking van de wegverbrecling tot grote winst voor de
stad zou leiden.
Door onze Bond, de Vereniging „Hendrick de Keyser",
het Genootschap Architectura et Amicitia en andere
adressanten werd naar aanleiding van de ter visie
legging van het onteigeningsplan in februari 1968
gewezen op de grote waarde van de zuidelijke gevel-
wand van de Amstel. De betekenis van de bebouwing
langs deze oude rivieroever krijgt straks nog groter
nadruk door het nieuwe stadhuis dat hierop uitkijkt.
Dit stadsbeeld zou ernstig geschonden worden door de
beoogde brede doorbraak. Ons voorstel alléén het
ontsierende pand Amstel 114 te slopen zou de schade
voor de structuur tot een minimum terugbrengen en
architectonisch een verbetering inhouden.
Een zodanige wijziging van het plan zou eveneens be
tekenen dat het fraaie Swigters Hofje zijn besloten
heid behoudt. Het voornemen om dit hofje aan de
oostzijde te openen degradeert de 18de-eeuwse kapel
tot een geïsoleerd gebouwtje op het binnenterrein van
het in aanbouw zijnde hotel en verstoort nodeloos de
intimiteit van het hofje. Het komt ons voor dat de
belangen van dit hotel hier te zwaar gewogen hebben.
Ditzelfde geldt voor de geprojecteerde verkeersstruc-
tuur van het Rembrandts plein.
Hoewel wij, zoals gezegd, de gedachte van een voet
gangersgebied. waarderen, komt het ons onbillijk voor
dat het rijdend verkeer alleen langs de aan de zuid-
wand gevestigde horeca-bedrijven wordt geleid, zodat
het plein als het ware een privéterras wordt van de
noordzijde.
118