Financiering van restauratiewerken Wat er ook moge haperen aan de bescherming van ons onroerend cultuurbezit en het is nu eenmaal de ondankbare taak van Heemschut om daar voort durend op te wijzen wanneer het over de regene ratie van oude woonhuizen gaat slaat ons land geen slecht figuur. Bij internationale contacten trekken zo wel het Nederlandse subsidiesysteem als de organisatie vorm de aandacht. Wij vergeten dan gauw dat landen als Frankrijk en Italië een groot aantal kostbare mo numenten van „museumklasse" bezitten kathedra len en paleizen die vele miljoenen kosten en geen in komsten opleveren en dat zij bovendien nog een aanzienlijke reserve hebben aan eenvoudige oude architectuur in afgelegen kleine steden die buiten de moderne industriële ontwikkeling zijn gebleven. Het Nederlandse monumentenbezit bestaat daarentegen in hoofdzaak uit eenvoudige burgerhuizen. De topklasse is niet zo talrijk. Ook de stille reserve ontbreekt. In het kleine vlakke land zijn nauwelijks geïsoleerde hoeken waar de historische schoonheid onbedreigd kan voortbestaan. In Nederland staan wij voor de taak om bij het razendsnelle transformatieproces dat stad en land ondergaan, de waardevolle stads- en dorpskernen hun karakter te doen behouden als on vervangbare elementen van de moderne maatschappij. Meer dan elders is het hier een zaak van nu of nooit. Tegen deze achtergrond gezien is er nog allerminst reden tot zelfvoldaanheid. Wat tot nog toe werd ge presteerd is vooral van belang als aanloop ën proef neming. Hier is het nodig de resultaten en methoden kritisch te bezien en te zoeken naar nieuwe wegen om het herstelwerk meer vaart te geven. De tijd dringt. Voor een middeleeuwse kerk of raadhuis behoeft uitstel of temporisering nog geen verlies van het ge bouw te betekenen, het werk wordt er alleen duurder van. Voor woonhuizen die wegens bouwvalligheid leegstaan zijn een paar jaar wachten fataal. De lichte constructie van hout en baksteen met de grote venster openingen kan er niet tegen. Het vraagstuk hoe wij het nationale bezit aan monu mentale woonhuizen in stand houden, kan aldus wor den geformuleerd: welke mate en modaliteiten van subsidie zijn het meest effectief om een maximale be reidheid tot eigen investering van de eigenaren los te krijgen? Dat de Bond Heemschut sinds jaar en dag pleit voor verhoging van de post restauratie-subsidies op de rijksbegroting is in dit blad geen nieuws. Een bedrag van 34 miljoen, waarvan een belangrijk deel besteed wordt aan de grote monumenten, de kerken, kastelen, raadhuizen e.d., is eenvoudig te laag. Er zal een stevige druk vanuit de Tweede Kamer nodig zijn om deze post voldoende omhoog te krijgen. Vanzelf gaat zoiets niet. Het blijft altijd een zaak van prioriteit, van kiezen. Toen, nu al jaren geleden, de kamer zuinig deed over een subsidie aan het Concertgebouworkest maakte de afgevaardigde Bernard Verhoeven de tref fende opmerking dat de gevraagde sóm nog altijd minder was dan de aanschaf van een halve straal jager. Voor dat geld kon het orkest doorspelen, terwijl de straaljagers periodiek te pletter vielen. Even duide lijk is de vergelijking in het laatste jaarverslag van Heemschut's secretaris: het subsidiebedrag voor onze monumenten is even groot als de kinderbijslag van buitenlandse gastarbeiders. In tegenstelling tot vele andere overheidsuitgaven heeft bovendien het restauratiesubsidie van het rijk in sterke mate het karakter van een investering die andere investeringen op gang brengt en die een veel zijdig maatschappelijk effect sorteert. Van de ver lening van een rijkssubsidie hangen de provinciale en de gemeentelijke bijdragen af en van deze drie samen hangt het af of de eigenaar in staat zal zijn het eigen aandeel op te brengen. Restauratiesubsidies voorkomen de vermogensvernietiging door verval, zij maken de instandhouding mogelijk van onroerende goederen die in verschillende opzichten van algemeen nut zijn. Dat is om te beginnen de culturele, in het bijzonder de kunsthistorische waarde. Van geheel andere aard is de milieu-bepalende waarde die de oude stads- of dorps kernen onderscheidt van andere wijken en individueel herkenbaar maakt. Nieuwe woningen en wijken die op het gezicht onderling verwisselbaar zijn zullen die eigenschap ook op den duur niet krijgen. De aandacht voor deze milieu-betekenis van de historische aanleg en bebouwing is nog jong. Het is echter een hoogst belangrijk aspect, zowel voor de recreatie en het ge zelligheidsleven als voor het besef in een bepaalde lokale gemeenschap thuis te zijn en daarvoor mede verantwoordelijkheid te dragen, wat uiteindelijk de grondslag is voor het functioneren van een democra tisch bestuur. Men zou van deze beide betekenissen van de monumenten in hun samenhang van stads- of dorpsbeeld kunnen zeggen dat ze duidelijk tot het gebied van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk behoren, en dat daarvoor de restauratiesubsidies wor den verleend. De zaak is hiermee echter niet afgedaan. Het toerisme ontwikkelt zich tot een zwaarwegende sector van het economische leven. Hoewel Amsterdam de vierde toeristenstad van Europa is geworden na Rome, Londen en Parijs, vóór Venetië of Florence is onze toeristenbalans negatief. Nederlanders brengen meer geld naar het buitenland dan buitenlanders hier. Op het ogenblik heerst er grote bedrijvigheid in de hotel- bouw. Men bereidt zich voor op het aanzwellen van 112

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1969 | | pagina 12