ljm»nwniiiiM«>!nii>,
JBÏSÜBgJÖHSS'S»'
stelling van het met de voorbereiding en de uitvoering
van stedebouwkundige maatregelen belaste ambtelijke
apparaat, en daarnaast andere inzichten niet, op ge
lijkwaardige wijze voorbereid, als alternatief ter dis
cussie komen, zolang blijft het gehele werk voor de
rehabilitatie van de oude stad-als-monument op losse
schroeven staan.
Wanneer men op de kaart van de binnenstad de ver
anderingen van de laatste 15 jaar nagaat, dan ziet men
hoe aan de Oostzijde de bewuste „goede ontwikkeling"
in volle gang is. Daar is de Prins Hendrikkade door
aanplemping van een strook Oosterdok in een mateloze
asfaltvlakte veranderd, daar is de IJ-tunnel met zijn
uitgebreid complex van aanvoerwegen, daar wordt nu
de Markergracht gedempt en daar tonen de verbrede
Muiderstraat en Weesperstraat het nieuwe stadsbeeld.
Wat er van de oorspronkelijke structuur en bebouwing
overbleef is fragment geworden, hier en daar zeer
waardevol, en belangrijk genoeg om weer in goede
staat te worden gebracht, maar toch volkomen uit zijn
verband en verhoudingen gerukt. Het verkeersstelsel
is primair, de stad is een omlijsting of randverschijnsel
van de wegen. Deze wegen vragen dan ook om een
bebouwing die vele male groter is dan de oorspron
kelijke, wat op elke hoek waar oude en nieuwe be
bouwing elkaar raken tot een onoplosbaar conflict
voert.
Het Nieuwmarkt-gebied is in deze situatie een front
zone. Dringt het nieuwe stadsbeeld door tot aan de
Nieuwmarkt, dan wordt het rehabilitatieplan - Betha-
niënbuurt aan de overkant van het plein een vrij
hopeloze onderneming. Dan liggen bovendien dezelfde
argumenten klaar om aan de Westzijde van de oude
stad het vele malen grotere gebied van de Jordaan op
overeenkomstige wijze aan te pakken. Het „onbevredi
gend stratenbeeld" en de „slechte verkaveling" zullen
dan wijken voor de „goede ontwikkeling."
Waar het ons om gaat en daarmee is niet alleen
de Bond Heemschut bedoeld en de monumenten-res
taurerende instellingen en particulieren, maar ook de
mensen van de sociale wetenschappen en tal van archi
tecten die zich in deze geest uitspraken dat is een
radicaal andere aanpak van het binnenstadsprobleem,
een methodiek die uitgaat van de eigen waarden van
de gegeven situatie. Deze zijn zowel van architecto-
nisch-stedebouwkundige als van sociale en economische
aard, zij hebben te maken met de binnenstad als woon
gebied en als toeristisch en cultureel centrum. Die
waarden moeten o.i. door het stedebouwkundige be
leid versterkt en verbeterd worden, en niet vernietigd
om door iets geheel anders te worden vervangen. Daar
gaat het om. Voor ons is de „goede ontwikkeling" een
voor de binnenstad verkeerde ontwikkeling, een ont
wikkeling die uiteindelijk tot het uit haar voegen wrik
ken van de binnenstad-als-monument moet leiden.
Het spreekt vanzelf dat de aangehaalde verklaring bij
Nu de overzijde van de Sint Anloniesbreeslraat gesloopt isdomineert duidelijker nog dan vroeger de monumentale zandstenen
pilastergevel van het huis de Pinto. Sloping van dit historisch en bouwkundig belangrijk monument zou zinloos vandalisme zijn.
97