betering te krijgen dient een veelzijdig samengestel de werkgroep opdracht te krijgen op korte termijn een studie te maken van structuur, karakter, vorm geving en verschijningsvorm van de binnenstad, de opgespoorde elementen te codificeren en in een compendium vast te leggen dat aan de beoordeling van bouwplannen ten grondslag zal liggen. Voorts zou een college ingesteld moeten worden van archi- tect-supervisoren die ieder voor het begeleiden van de bouwplannen in een bepaald deel van de stad verantwoordelijk zijn. Ter ondersteuning van de be geleidende en controlerende taak van dit college is een afzonderlijk bureau nodig. Van groot belang is bovendien dat het welstandstoezicht zodanig wordt georganiseerd en geïntegreerd dat bij de be handeling van herstel- en vernieuwingsprojecten een grotere besluitvaardigheid wordt bereikt. verkeer In grote lijnen worden de denkbeelden van het voor ontwerp-nota over het verkeer door ons onderschre ven. Noodzakelijk achten wij dat er een organische samenhang is tussen verkeersbeleid en stedebouw- kundige inzichten. De discussie over de verbreding van de Bakkersstraat heeft aangetoond dat hierover nog onvoldoende klaarheid bestaat. Voorts is door het aan de behandeling van het voor ontwerp-nota voorafgaande principebesluit over de stadsspoorweg een essentieel onderdeel van de bin- nenstadsproblematiek aan de discussie onttrokken. De vertegenwoordigers van de organisaties die hier over reeds eerder hun mening aan de gemeenteraad kenbaar maakten achten deze volgorde onjuist. Zonder de noodzaak van een stadsspoorwegstelsel in twijfel te trekken, blijven zij van mening dat de tracé's van de Stadsspoorweglijnen zodanig moeten lopen dat deze de gewenste ontwikkelingen onder steunen en dat niet de ontwikkelingen de stadsspoor- wegtracé's moeten volgen. Het moet daarom bij het ontwerpen van een structuurplan voor „Amsterdam vóór 1914" mogelijk zijn wijzigingen voor te stellen in de geprojecteerde tracé's vooral ten aanzien van de binnenstad. Zij verwijzen hier overigens naar hun eerder ingenomen standpunt. Wat de overige verkeersaspecten betreft die in het voorontwerp-nota worden genoemd ondersteunen wij met name het voornemen om grotere aandacht te besteden aan de voetganger, die bovendien in vele gevallen meer wenst te zijn dan alleen een doelge richte verkeersdeelnemer. Ook voor de fietser dienen veilige routes te worden gecreëerd. De in de parkeer- nota aangekondigde beleidslijn, die wij in beginsel onderschrijven, zal bij de totstandkoming van een structuurplan „Amsterdam vóór 1914", dat sterker nadruk legt op de city-ontwikkeling van de 19de eeuwse gordel, daarbij aangepast moeten worden. Wij achten de totstandkoming van een samenhan gend circulatieplan zeer urgent. De plaats van de verschillende verkeerssoorten: openbaar vervoer, personen- en vrachtauto's, fietsen en voetgangers, moet daarbij zorgvuldig in onderlinge verhouding worden afgewogen, met het doel een optimale be reikbaarheid te verzekeren. Dit circulatieplan zal uiteindelijk een essentieel onderdeel van het totale structuurplan vormen, en het zal in verschillende fases soepel aangepast moeten worden. FINANCIËLE CONSEQUENTIES Ieder bestemmingsplan voor een bebouwd gebied vraagt hoge investeringen. Tot dusverre is in Am sterdam alleen ervaring opgedaan met de methode van totale onteigening, sloop, verandering van rooi lijn en tenslotte nieuwbouw (Weesperstraat, Katten burg). Een andere methode is een regeneratiebeleid door middel van subsidies, waarbij de onteigening beperkt blijft tot stedebouwkundige correcties van beperkte omvang. Met deze nieuwe methode zijn tot dusverre in ons land nog onvoldoende ervaringen opgedaan om beide methoden onderling te kunnen vergelijken. Het staat overigens vast dat een voort woekering van de symptomen van bouwkundig ver val, verstikking en verpaupering die zich op vele punten in het gebied van „Amsterdam vóór 1914" manifesteren ontoelaatbaar is, o.m. op grond van volksgezondheid, openbare veiligheid en econo mische ontwikkeling. Op de ene of de andere wijze zal de gemeentelijke overheid moeten ingrijpen. Het enige regeneratieplan volgens de nieuwe inzich ten, het plan-Bethaniënbuurt, heeft de bezorgdheid doen ontstaan dat de hier voorgestelde werkwijze te duur is om haar op ruimer schaal toe te passen, zowel voor de overheid als voor de toekomstige huurders. Wij vragen ons af of de eisen ten aanzien van het wegbreken van achterhuizen om tuin- en plantsoenruimte te creëren niet te hoog zijn gesteld. De aantrekkelijkheid van het wonen in de binnen stad berust immers op geheel andere factoren dan in de tuinsteden en verbetering van de woonkwali teit in de binnenstad dient van de daar voorhanden gegevens uit te gaan. In dit verband wijzen wij naar het in de paragraaf „bestemmingsplannen" gestelde over een zodanige begrenzing van deze plannen dat zij van de binnen stad doorlopen in de 19de eeuwse wijken, waardoor binnen één plangebied verschuivingen en compen satiemogelijkheden ontstaan, die de kosten kunnen beperken. SLOTBESCHOUWING Dit gemeenschappelijk commentaar op het vooront werp-nota binnenstad wordt aan het gemeentebe stuur aangeboden in de reeds in 1961 door de Raad voor de Stedebouw uitgesproken overtuiging dat er geen redelijke grond bestaat voor de defaitistische opvatting dat de karakteristieke schoonheid van de Amsterdamse binnenstad aan de practische eisen van onze tijd ten offer zou moeten vallen. Ook wij zijn van mening dat het mogelijk en daarom nood- 42

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1969 | | pagina 26