Het is duidelijk dat nieuwbouw in de binnenstad
hoe essentieel ook voor de instandhouding en
vernieuwing van de functie het bedrijfsleven
slechts in beperkte mate soelaas kan verschaffen.
Terecht wordt immers in het voorontwerp-nota de
instandhouding van de unieke Amsterdamse binnen
stad als historisch, stedebouwkundig en architecto
nisch monument als een centraal beleidsdoel ge
noemd. Hetzelfde standpunt blijkt uit de memorie
van toelichting op de begroting van het Ministerie
van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk,
waarin op het terrein van de monumentenzorg een
eerste prioriteit wordt toegekend aan het behoud
van historische stads- en dorpskernen. Wij zijn daar
om van mening dat een optimale synthese van de
economische en culturele centrumfuncties en de
monumentwaarde alleen bereikbaar is door de bin
nenstad functioneel als een onderdeel te beschouwen
van de stad in haar geheel. In aanmerking nemend
dat de na 1914 ontstane bebouwing globaal gezien
te goed is om thans reeds aan vervanging daarvan te
denken, terwijl zich binnen deze „jaarring" de pro
blematiek van functies en bebouwingskwaliteit con
centreert, is het redelijk de binnenstad als één geheel
te beschouwen met de 19de eeuwse wijken, samen
Amsterdam vóór 1914 vormend. In dit centrale ste
delijke gebied zullen in de komende decenniën be
langrijke verschuivingen plaats vinden. Deze ver
schuivingen moeten zich voltrekken volgens struc
tuur- en bestemmingsplannen die de wisselwerking
tussen vorm en functie gestalte geven. Voor de
functionele inhoud moeten de volgende doelstellin
gen gelden:
a. een levendige heterogeniteit van bestemmingen;
b. expansiemogelijkheid voor de essentiële city
functies die concentraties nodig hebben in een
samenhangend gebied;
ei kwalitatieve verbetering van de woonfunctie.
Voor de stedebouwkundige- en architectonische
vormgeving moeten naar onze mening de doelstellin
gen zijn:
a. de opgave om de bijzondere aanleg, schaal en
bebouwing van de binnenstad zodanig te regene
reren dat met handhaving van de meest karakte
ristieke waarden de bruikbaarheid van dit stads
deel voor de toekomst wordt verzekerd;
b. de noodzaak de 19de eeuwse wijken grotendeels
grondig te vernieuwen, overigens met behoud
van enkele karaktervolle elementen, zoals het
Vondelpark, het Museumplein e.d. De structuur-
en bestemmingsplannen moeten hierbij uitgaan
van de centrale plaats die „Amsterdam vóór
1914" moet vervullen in de ontwikkeling van het
stadsgewest.
STRUCTUURPLAN VOOR „AMSTERDAM
VÓÓR 1914" DRINGEND NODIG
Keuze tussen verspreide subcities en geconcentreerde
city-ontwikkeling
De uitgestrektheid van het gebied „Amsterdam vóór
1914"' en de lange voorbereiding die ieder bestem
mingsplan nodig heeft om aan de nauwkeurige vóór-
schriften van de wet op de ruimtelijke ordening te
voldoen, maken het gewenst op korte termijn een
algemeen structuurplan vast te stellen voor het ge
hele gebied. Wij achten deze opgave zo moeilijk en
tegelijk zo essentieel voor de verdere ontwikkeling
dat hetgeen in het voorgaande werd opgemerkt over
de noodzaak te kunnen kiezen uit gefundeerde alter
natieven, in de eerste plaats geldt voor het struc
tuurplan. Een meervoudige studie-opdracht zou hier
voor overweging verdienen.
Gebaseerd op de in de vorige paragraaf genoemde
gedachten zal het structuurplan dat door het ge
meentebestuur als uitgangspunt gekozen wordt, moe
ten aangeven waar in het raam van de verkeers-
mogelijkheden en van de eisen die waardevolle
stadsbeelden stellen in aansluiting op de vitale
cityfuncties een verdere concentratie daarvan tot
ontwikkeling kan worden gebracht.
De vraag of en waar hoogbouw toelaatbaar is vergt
daarbij bijzondere aandacht. De sterke aandrang tot
hoog bouwen is bekend. Terecht legt het gemeente
bestuur hieraan in het belang van de omgeving be
perkingen op. De gebouwen die tot nog toe door de
hoogtebepalingen van de bouwverordening „heen-
braken", zijn zelden bevredigend gesitueerd. Indien
hoogbouw om economische of andere redenen bin
nen het gebied „Amsterdam vóór 1914" noodzakelijk
is, dan dienen de zones waar dit kan gebeuren, tijdig
en gemotiveerd te worden aangewezen, en niet door
toevallige eigendomsverhoudingen te zijn bepaald.
Met alle begrip voor de motieven die in de afge
lopen jaren geleid hebben tot het ontstaan van
werkgebieden bij Sloterdijk, rondom het Koningin
Wilhelminaplein e.a. zouden wij er toch op willen
wijzen dat „subcities" aan de rand van de vooroor
logse bebouwing geen volwaardig alternatief vormen
voor het centrale city-gebied. Wanneer deze sub
cities een grote omvang krijgen zien wij hierin een
ontkrachting van de veelzijdige, elkaar beïnvloe
dende en stimulerende functies in het centrale ge
bied. De stedebouwkundige vernieuwing van de
19de eeuwse wijken wordt hierdoor bovendien zo
lang uitgesteld dat de bouwkundige en ten dele de
functionele vernieuwing van deze wijken door ver
schillende factoren waaronder de bouwvalligheid
in volle gang zullen zijn vóórdat er een stede
bouwkundig plan is, zodat dit nodeloos kostbaar
wordt of zelfs te laat zal komen. Bovendien worden
ongewenste ontwikkelingen in de binnenstad zelf
bevorderd door het ontbreken van alternatieven in
een ruimer cityverband, omdat de subcities wel
werkruimte maar nooit de veelzijdigheid van het
39