waarde verklaart, als niet passend in onze tijd. Hier zit de misplaatste pretentie achter dat de dingen van tegenwoordig zoveel waardevoller zijn dan die van vroeger. Het heeft te maken met een soort barbaarse en snobistische waanwijsheid, die blind is voor de toch tamelijk voor de hand liggende mogelijkheid dat juist de veelal middelmatige vormen van onze tijd niet tegen de evolutie bestand zullen blijken te zijn en derhalve vrij spoedig de keel kunnen gaan uit hangen. Het feit dat men geen respect voor het ver leden kan opbrengen spruit, behalve uit een ge brek aan cultureel en historisch besef, ook voort uit een te eenzelvig ingespeeld zijn op de eigentijdse levensuitingen, zodat men er licht toe komt die uitingen danig te overschatten. Uiteraard kan er vanuit zulk een eenzelvige mentaliteit evenmin een gezonde gerichtheid op de toekomst bestaan. Elke ware gestalte heeft iets wat van alle tijden is, men kan ook zeggen: iets tijdeloos. En dat is op zichzelf al reden genoeg om de goede dingen uit het verle den, onverschillig uit welk tijdperk ze stammen, tot onze blijvende metgezellen te maken. Ze kunnen het heden en de toekomst alleen maar rijker en ge varieerder maken. Massaficering of humanisering van stadscentrum Het ontwerp voor het Eindhovense stadscentrum toont ons een opzet waarbij uitgegaan wordt van één complex geheel en waarin het thema van de na bij gelegen Philipsfabrieken en van de gebouwen der Technische Hogeschool nog eens in overtreffende trap wordt herhaald, wat op zichzelf al geen erg ge slaagde gedachte is. Het meest opvallende onderdeel van het centrum-complex bestaat uit een centraal kantoor- en winkelgebouw dat niet minder dan 400 meter lang is en minstens 30 meter hoog. Het wordt oncler meer geflankeerd door twee torengebouwen, elk zo'n 60 meter hoog. Het zijn bouwmassa's die volkomen uit schaal en sfeer van de omringende bebouwing vallen, zonder dat zij overigens in staat zijn daarin een typerend accent te vormen. Boven dien vormt dit gehele mammoet-project één massaal stuk nivellering, waarin zowel de bestemmingen als de vormgeving al bij voorbaat zo goed als volledig zijn vastgelegd. Van de eventueel in het project aanwezige compositie zal, vanwege de te grote pro porties waarin alles ontworpen is, niemand iets kunnen zien, want de gebouwde werkelijkheid ziet men niet als op een maquette in vogelvlucht, doch men kijkt van beneden af in de hoogte tegen de gebouwen op en het oog ontwaart dan alleen grote eentonige gevelvlakken. Daar komt nog bij dat bin nen dit toch reeds zo massale en utilitaire complex zo goed als geen bomen geplant zullen kunnen wor den, dit vanwege de parkeerkelders die onder de gehele oppervlakte zijn gepland. Het uitzicht wordt op die manier dus wel erg „steenachtig". Wat ons eerst van alles bij dit centrumplan opvalt is de zucht er een status-symbool van te maken, de koestering van een grootheidswaan die de uiterlijke Het huis Ravensdonck vanuit het zuidoosten (foto Eindhovens Dagblad en volumineuze aspecten van groter belang acht dan de stadsbewoners en hun fysieke en psychische be hoeften zelf. Het plan wil vooral de belangrijkheid van Eindhoven, als de vijfde stad van het land en als gegadigde voor het D-niveau, tot gelding bren gen. Schaalvergroting van het centrum en een ge concentreerde, dominerende bebouwing zijn daar toe de ijdele, en gefingeerd-functionele middelen. Toch blijft het waar dat de meest waarachtige stad die is, welke uitgaat van de redelijke behoeften en betere verlangens van de bevolking en welke zich op die grondslag op natuurlijke wijze ontwikkelt. Het tegenovergestelde hiervan is de vooraf tot in bijzon derheden ontworpen stad, waarin dan achteraf alle opkomende behoeften maar een plaats moeten zien te vinden. De stad van de kunstmatigheid derhalve, met als onvermijdelijk gevolg dat de stedebouwkun- dige bedrijvigheid vastloopt in een kwasi-estetisch spel, een ijclel vertoon met blokachtige massa's, waar bij, zo er al een zekere mate van compositie wordt bereikt, deze toch niet toereikend is om er een waar lijk menselijk klimaat mee tot stand te brengen. Alles wordt op die manier ondergeschikt gemaakt aan één groot, dogmatisch stedebouwkundig totaal plan. Welk vertier er in zo'n stad ook plaats vindt, in wezen is en blijft zij morsdood, een klomp steen gelijk, een dirigistisch harnas, zonder menselijke vrijheid of spontane scheppingsmogelijkheden. Zo'n stad is niet langer het domein van een levende ge meenschap, maar een strak gespannen keurslijf waarin het feodale stelsel in nieuwe vormen her leeft. Piëteit en levenszin Het stadsmidden vormt een centrum van intensief menselijk verkeer. Het verdient geen aanbeveling op dat centrum, dat de liefde van de stadsgemeenschap moet hebben, een stempel van grote eenvormigheid te drukken. Veeleer is het gewenst er een milieu van te maken waar tegenwicht wordt geboden tegen het gekunstel- 31

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1969 | | pagina 18