in geen enkel opzicht geleid hebben tot ook maar de geringste wijziging in het, overigens vage, struc tuurplan, dat dan ook met algemene stemmen in de Raad werd aangenomen. Een nieuw bewijs aan de lange lijst toegevoegd, dat de kloof tussen de eenmaal zittende Raad en de burgerij verontrus tend groot is. In Maarden liepen de burgers te hoop tegen het be stemmingsplan „Vesting 1968", waarin voorkomt een doorbraak voor het verkeer, in de buurt van de noord-westelijke toegang tot de vesting, een vrij grote verbreiding van de Wijde steeg en de Peper straat; het maken van een groot plein ten zuid westen van de Grote Kerk, dat verschillende slo pingen ten gevolge zal hebben, en uitbreiding van het gemeentehuis aan de Marktstraat en de Gans- oordestraat. De historische, stedebouwkundige en zakelijke bezwaren tegen dit plan zijn door de burgerij in een bezwaarschrift vastgelegd. Ook hier worden de bezwaren der burgerij beheerst door de grondgedachte, dat men het stadsbeeld in zijn ge héél moet zien en in de samenhang der historisch gegroeide elementen, die geleid hebben tot de ka rakteristiek van opmerkelijke steden, zoals Naar- den. Het is voor deze parel onder de kleine Hol landse steden te hopen, dat stadsbestuur en burge rij elkaar óók buiten de Raad zullen vinden. Het is bij steden van de betekenis en het karakter zoals van Naarden niet enkel eèn Maardens belang, dat haar schoonheid zijn glans behoudt en opge nomen blijft in het leven van vandaag. En dat is niet het leven in een auto, zoals te veel in de enge kring der gemeenteraden blijkbaar gedacht wordt. In dit verband is het ingrijpen van de hogere over heid van uitermate groot belang. In Amsterdam werd bij de opening van de Y-tunnel wel duidelijk gemaakt, zij het op andere wijze dan de betreffende Minister bedoelde, dat Amsterdam nog niet mag rekenen op volle Rijksmedewerking bij de metro plannen, zoals de stad die heeft. In Amersfoort maakte de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk duidelijk, dat zij zich houdt aan het al lang bij het College van B. en W. bekende standpunt, dat géén toestem ming harerzijds is te verwachten voor het slopen van de twee beschermde monumenten ten behoeve van een groot confectiecomplex. Opmerkelijk is het standpunt van de betreffende wethouder om deze reeds vroegere besprekingen gedane waarschuwing te negéren en nonchalant van de tafel te vegen. Nog opmerkelijker is, dat met één uitzondering de gehele Raad, die in deze vergadering voor het eerst officieel hoorde over de in het eerste stadium geuite ministeriële weigering, zich tóch achter zijn wethouder schaarde. Het ene Raadslid, dat zich hiertegen verzette had zo'n redelijk en verstandig betoog dat men zich met verbijstering afvraagt, welke mentaliteit velen, die tot Raadslid worden afgevaardigd, beheerst. In een waardig betoog schrijft de Amersfoortse Courant over: een presti gekwestie. De redactie wees er o.m. op, dat het college van B. en W. de officiële waarschuwing van het Ministerie in de wind heeft geslagen en het verzoek van C A om een sloopvergunning heeft ondersteund. Het heeft en na kennisneming van de betreffende ministeriële brief zal men geneigd zijn te zeggen: natuurlijk het lid op de neus ge kregen. De verbazing die uit de reacties van de wethouder sprak toen de afwijzing van het verzoek bekend werd, lijkt in dit licht bekeken niet hele maal op z'n plaats. Beraad op internationaal niveau In de conferentie van de onder auspiciën van de Raad van Europa werkende „Europa Nostra" (waarvan de Bond Heemschut tot de mede-op richters behoort), die in Bamberg (Duitsland) werd gehouden, kwam tot uiting, hoe in de Bondsrepu bliek het behoud van de oude binnensteden, even als in Nederland langzaam van de grond komt. In Zwitserland en Engeland wordt daar al inten sief aan gewerkt. Italië is in dit opzicht hartbrekend; daar liggen architectonische juwelen, die aan de grootste gevaren zijn bloot gesteld. Niet zonder reden appelleerde „Europa Nostra" aan Italië, om te wijzen op de verplichtingen, die alle Euro pese landen ten opzichte van hun verleden hebben. Het congres over Monumentenzorg en historische kernen, dat op 19 en 20 oktober in Antwerpen in het Huis Osterrieth werd gehouden, georganiseerd door de Koninklijke Vereniging voor Natuur- en Stedenschoon, was in feite een Belgisch-Nederlands congres. Er waren o.m. afvaardigingen uit Am sterdam, Groningen, Eindhoven, 's-Hertogenbosch en Dordrecht. Naast de referaten van arch. Th. van Looy over de aantasting van ons monumenten- bezit, van dr. jur. W. Weyts over de Belgische wet geving inzake monumentenzorg, door arch. prof. V. Blommaert over Restauratiemethoden, door architect-urbanist W. Toubhans over een plan tot revalorisatie van de Antwerpse historische stads kern en door architect-urbanist W. Cogge over het behoud en integratie van historische, landelijke kernen in het natuurpark Scheldeland, waren er twee Nederlandse referaten, resp. van mej. ir. J. H. Mulder over de bescherming van de historische kernen en van schrijver dezes over de integratie van het monument. Het congres stond onder de bescherming van Z.K.H. Prins Albert, die een deel van het congres mee maakte. De referaten zullen in het orgaan van de Belgische vereniging worden gepubliceerd. Van 13 november vergaderde het Comité Directeur van Europa Nostra in Londen, als gast van de National Trust van Engeland, waaraan namens de Bond Heemschut door de heer J. A. de Zwaan en schrijver dezes werd deelgenomen. Dit laatste in het bijzonder in verband met de voor bereiding van het volgende congres, dat van 1215 131

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1968 | | pagina 7