111 Overlijdt hij niet binnen 25 jaar, dan ontvangt hij na afloop van de periode niets, doch het risico is gedurende de gehele 25 jaar gedekt geweest. Een andere vorm is de gemengde verzekering, waarbij de premie veel hoger is en na afloop van de 25 jaar 50.000,uitgekeerd wordt. Had men het zogenaamde spaardeel van de premie van deze verzekering zélf belegd, dus de zuivere risicoverzekering gesloten, dan was het eindkapitaal waarschijnlijk groter geweest. Bij tussentijds overlijden had de weduwe dan in ieder geval meer gehad: 50.000,het spaardeel van de premie die voor de gemengde verzekering had gegolden. Wat de aantrekkelijkste vorm is voor iemand hangt af van omstandigheden, zoals de hoogte van het inkomen, en moet van geval tot geval bekeken worden met behulp van een deskundige, (ook hier adviseert 'Levend Monument') De bouwfinanciering Neem aan, dat de restaurateur een sluitende begroting heeft, waarin de, restauratiekosten met een flinke post 'onvoorzien' zijn opgenomen. In de praktijk betekent dit veelal, dat zijn eigen middelen circa 20% bedragen van het totaal van aankoopwaarde van het pand en restauratiekosten. Deze eigen middelen kunnen in het voor èn tijdens de restauratie bewoonde eigen huis vastzitten; deze kunnen dan doör middel van een tweede hypothecaire lening, te verlenen door de bouwfinancier (zie volgende blz), vrijgemaakt worden. Het volgende probleem is dan de financiering tijdens de bouw, wanneer de subsidies nog niet geheel en de hypothecaire lening nog helemaal niet uitgekeerd zijn, terwijl de aannemer met het vorderen van het werk regelmatig betaald wil worden. Welke bedragen hem periodiek verschuldigd zullen zijn zal met hem vóór de 1968 en eerder januari 1969 juni 1969 juli 1969 augustus 1969 september 1969 december 1969 januari 1970 voorjaar 1971 restauratie overeengekomen moeten worden. Is de opdrachtgever betrouwbaar en zullen eventuele op hem getrokken informaties een beeld van degelijkheid opleveren, dan is de volgende betalingsregeling haalbaar: Neem aan dat in ons voorbeeld van de 87.000,aan de aannemer te betalen restauratiekosten een bedrag van 7.000,zogenaamde stelposten betreft (dan staat op de begroting bijvoorbeeld: keuken 2.500, hoewel de opdrachtgever nog geen definitieve keuze heeft gedaan en daardoor een exacte prijsbepaling nog niet mogelijk is). Dan zal kort na de eerste oplevering 95% van 80.000, betaald moeten zijn. Deze 80.000, worden globaal gesproken gedurende de restauratieperiode met het vorderen van het werk maandelijks betaald. Bij de tweede oplevering, die 2 a 3 maanden later ligt, wordt de resterende 5% betaald. In de periode tussen de eerste en tweede oplevering worden de stelposten 7.000, betaald, alsmede het zogenaamde meerwerk (de 5 lichtpunten meer dan begroot was, bijvoorbeeld). De architect krijgt na gereedkomen van schetsontwerp en begroting 45% op zoek naar een restauratie-object; raadpleging van makelaar en restauratie-architect; aankoop van een bouwvallig monument; bouwplan (inclusief begroting) bestekklaar; subsidie-aanvragen worden ingediend; Monumentenzorg deelt informeel mede, welk deel van de begroting waarschijnlijk subsidiabel geacht zal worden; de aannemer doet zijn offerte (die in de regel klopt met de begroting van de architect); de aannemer begint met de restauratie die circa 18 maanden zal duren; de gemeenteraad keurt de gemeentelijke subsidie goed; het Rijk deelt zijn besluit inzake rijkssubsidie mede; de aannemer ontvangt 20% van de aanneemsom en vervolgens maandelijks een betaling die in overeenstemming is met de stand van het werk; 20% van het subsidiebedrag wordt uitgekeerd door de gemeente en vervolgens bedragen die de betalingen aan de aannemer (met enige achterstand) volgen; eerste oplevering. van zijn honorarium uitgekeerd en de rest globaal gesproken naarmate de restauratie zijn voltooiing nadert. Met deze gegevens is het mogelijk een grof tijdschema op te stellen. Een representatief tijdschema In de praktijk blijkt het bovenstaande tijdschema de werkelijkheid redelijk te benaderen. De tijdelijke kredietbehoefte is het grootst ten tijde van de eerste oplevering dus in het voorjaar van 1971 dan moet betaald zijn uit eigen en tijdelijke middelen 1) het pand (aan de verkoper) 2) 95%. van 80.000,— circa (aan de aannemer) 3) 90% van 13.000,— circa (aan de architect) 4) bouwcredietkosten (aan de bank) totaal 130.000, Aangenomen, dat van de subsidies dan circa 80% is uitgekeerd, moet tijdelijk geleend zijn: 130.000, minus 12.000,(eigen middelen) 40.000,— 76.000,— 12.000,— 2.000,—

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1968 | | pagina 23