„het bevorderen van al hetgeen direct of indirect is gericht op het herstel van de historische bebou wing en op de verbetering van het woon- en werk klimaat van de Nederlandse stadskernen van cul tureel 'belang, in het bijzonder van de Amsterdamse binnenstad." Oprichters waren de heren F. C. Mijnssen, initiatiefnemer van de Amsterdaad-actie, de bankier J. L. Pierson en dr. G. van der Wal, president-directeur van de K.L.M. Nu is „al hetgeen direct of indirect is gericht op herstel enz." een formule waarmee men vele kanten uit kan. Er zijn al zoveel organisaties die werkzaam zijn voor monumenten en stadsschoon. Stuk voor stuk vervullen zij een bepaalde taak, als regel met te weinig geld en te weinig mankracht. Daar is Heemschut als strijdbare pleitbezorger, „Hendrick de Keyser" als de in het gehele land werkende eigenares van architectonisch belangrijke gebouwen, daar zijn historische genootschappen zo als Amstelodamum en het K.O.G., en de monu menten restaurerende instellingen Stadsherstel en Diogenes. Moeten daar weer nieuwe organisaties bijkomen of zou het niet beter zijn tot samenwer king en fusie te komen? Het antwoord luidt: zowel het een als het ander. De Stichting Stadskern is namelijk in haar bestuurssamenstelling reeds een vorm van samenwerking tussen verschillende instel lingen die ieder op haar wijze iets met de instand houding van de oude stadskernen te maken hebben, en zij wil bestaande lacunes aanvullen. Deze lacunes zijn van verschillende aard. De eerste en belangrijk ste betreft de financiën. Er is te weinig geld be schikbaar voor het weer in goede staat brengen van de onvervangbare oude bebouwing. Heemschutlezers weten het. Onophoudelijk moet daarom aangedron gen worden op verhoging van de begrotingsposten voor restauratiesubsidies. Dit is echter niet het enige. Er bestaat een wisselwerking tussen wat men kan en wat men wil. Temporisering van de subsidiebeta lingen betekent onvermijdelijk vermindering van de restauratieplannen en dus verlies van monumen ten. Verhoging van het aantal aanvragen veroor zaakt een opwaartse druk op de begrotingsposten, al werkt dit niet onmiddellijk. Behalve het recht streekse pleidooi voor meer subsidiegelden moet er dus gewerkt worden aan de vergroting van het aantal restauratieplannen-in-voorbereiding. Jaarlijks gaan er nog honderden monumenten in ons land verloren omdat er geen restauratieplannen voor waren. De eigenaars durfden of konden het niet aan. Elk jaarverslag van „Hendrick de Keyser" bevat een lijst van panden die aan de vereniging werden aan geboden, maar die niet konden worden aangekocht. Het is echter ook een feit dat steeds meer mensen graag in een gerestaureerd huis willen wonen en daar een stevige huur of eigen investering voor over hebben. De Stichting Stadskern probeert deze af stand tussen vraag en aanbod van twee kanten te verminderen. De eerste was het initiatief tot de op richting van de vereniging „Levend Monument" die eigenaars en aspirant-eigenaars van oude huizen bij een wil brengen. Wanneer men bedenkt dat van de ruim 6000 monumenten in Amsterdam er nog geen 250 eigendom van de verschillende restaurerende instellingen zijn, een aantal dat in de komende decenniën waarschijnlijk met niet meer dan twee of drie vermenigvuldigd zal worden, dan blijkt al hoe belangrijk het is dat de andere in goede handen komen. De vereniging „Levend Monument" kan daarbij van grote betekenis worden door deskundige voorlichting en bemiddeling. „Levend Monument" start nu als een zelfstandig lichaam, in de persoon van zijn voorzitter verbonden met de Stichting Stadskern, klaar om de particuliere eigenaars meer bewuste beheerders van de monumenten te maken. Daarnaast wil de Stichting Stadskern een fonds bij eenbrengen om zelf bedreigde panden te kunnen aankopen, niet om een blijvend bezit te vormen zoals de restaurerende instellingen, maar bij wijze van buffervoorraad waaruit zowel de instellingen als particulieren kunnen putten. Hoe vaak zijn im mers niet panden verloren gegaan omdat er op het kritieke moment niet de geschikte gegadigde voor te vinden was, die een paar maanden later verscheen, te laat om een gebouw te redden dat aan zijn wensen beantwoordde. Het bestuur van de Stichting Stads kern hoopt dat door een televisiefilm die op 16 okto ber door de AVRO wordt uitgezonden de basis voor dit fonds bijeen zal komen. In het belang van de continuïteit en de artistiek- ambachtelijke hoedanigheid van het restauratiewerk heeft Stadskern aan B. en W. van Amsterdam een project voorgelegd om in de v.m. synagoge Uilen burg, waarover in het Heemschutnummer van april 1968 (blz. 36—37) het een en ander werd verteld, een restauratie-atelier voor decoratief beeldhouw werk in te richten. Deze verschillende initiatieven komen wel uit Am sterdam maar zij zijn niet voor Amsterdam alleen bedoeld. Voor de Nederlandse stadskernen van cul tureel belang moet nog veel meer worden gedaan. „Herstel van de historische bebouwing" en „ver betering van het woon- en werkklimaat" hangen samen. Het moet in de oude stadskernen gezellig en druk zijn, niet vol auto's maar vol mensen. Er is behoefte aan woningen, passend in het stadsbeeld, en beantwoordend aan hedendaagse behoeften, niet alleen in gerestaureerde monumenten, maar ook nieuw gebouwde. Het stedebouwkundige regenera tieproces dat de stadskernen moeten doormaken om in de 20ste eeuw hun identiteit te behouden en niet te bezwijken aan verkrotting, verkëersverstik- king en verstening door de massale bedrijfsgebou wen, vergt een intensief samenspel tussen de ge meentebesturen en de burgerij. Om daartoe een bijdrage te leveren werd de Stichting Stadskern op gericht, met als eerste resultaat de start van de vereniging „Levend Monument" die in de volgende Heemschutpagina's zelf aan het woord is. G. B. 98

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1968 | | pagina 10