Beslissingen op beroe krach 88 hiervoor genoemde subsidie van 1/3 deel van de kos ten van restauratie en/of antiquiserende nieuwbouw wordt opgebracht door het stadsbestuur en staat los van de subsidie die gegeven wordt voor geregistreer de monumenten. Van deze 2500 huizen zijn er, althans in hun huidige verschijningsvorm, ongeveer 1000 uit de 19de eeuw. Deze gróte groep eenvoudige witte huizen beheersen, ook wat betreft de kleur, voor een groot deel het stadsbeeld. Het is eigenlijk verwonderlijk dat deze groep huizen tot nu toe geen enkele aandacht kreeg. Ze worden doorgaans niet gerestaureerd doch een voudig gesloopt en vervangen door namaak 17de- eeuwse gevels welke zich vooral vanwege de kleur, zeer slecht voegen in het huidige stadsbeeld. Ook in Nederland is de waardering voor deze wat starre en ingetogen architectuur pas van de laatste decennia. Bij deze bouwperiode verloren de gevels hun indi viduele karakter. Zij waren niet meer de gevel voor het ene huis maar een onderdeel van de straatwand. Er voltrok zich een totaal ander transformatieproces van het stadsbeeld. Geen optelsom van afzonderlijke en verschillende gevels, maar het zich ordenend sa menvoegen, ook in kleur, in een straatwand. Bij de nieuwe monumenteninventarisatie in Neder land, die wordt uitgevoerd als gevolg van de monu mentenwet van 1961, worden deze eenvoudige lijst- gevels in verband met hun belang voor het totale stadsbeeld geregistreerd. CONCLUSIE Het ziet er naar uit dat in onze generatie de toekomst van de oude stadskernen bepaald zal worden. De hierboven geschetste situatie waarin van de 2500 his torische woonhuizen in Brugge er slechts 4 wettelijk beschermd zijn, is bijzonder kritiek te noemen. Van de overheid, de oudheidkundige verenigingen en van de kant van de architecten zal alle aandacht besteed moeten worden om de mentaliteit t.a.v. het woon huis als monument te doen veranderen. Slechts op deze wijze zal de historische binnenstad van Brugge haar karakter kunnen behouden. Bo vendien zal de hedendaagse architectuur, op een ver antwoordelijke wijze aangepast aan de structuur van deze binnenstad, gestimuleerd moeten worden om te zorgen dat deze fraaie historische stadskern van nu, ook het stadshart van morgen kan zijn. H. ZANTKUIJL. Geraadpleegde literatuur Dr. Luc Devliegher: Kunstpatrimonium van West-Vlaancleven, deel I. Beeld van het Kunstbezit. Dr. Luc Devliegher: „Monumentenzorg in België", Vlaan deren, nr. 88 juli-aug. 1966. P. Baudouin: Wetgeving en Monumentenzorg in België. Zomercursus Heemschut en Monumentenzorg sept. 1966. Nationaal Biografisch Woordenboek. Koninklijke Vlaamse Academiën van België. Brugge Kunststad. Geïllustreerde Gids. Koninklijke Vereniging- van officiële Gidsen Brugge. Aan de in Heemschut jaargang 45 no. 1, 1968, blz. 9 en 10 genoemde beslissingen kunnen inmiddels de volgende Koninklijke Besluiten worden toegevoegd: 8. K.B. 26 oktober 1967 nr. 15 (Hoorn, Kleine Noord 47), Bouwrecht 5 (1968) nr. 56; 9. K.B. 26 oktober 1967 nr. 16 (Assen, Vaart Z.Z. 53), A.R.B. 1968, 171 en Bouwrecht 5 (1968) nr. 57; 10. K.B. 6 december 1967 nr. 9 (Oosterbeek, Rosan- de-polder), Bouwrecht 5 (1968) nr. 58; 11. K.B. 16 januari 1968 nr. 5 (Veeningen, Oud Veeningen 12), Bouwrecht 5 (1968) nr. 59; 12. K.B. 16 januari 1968 nr. 6 (Steenbergen, Steen bergen A 5-7), Bouwrecht 5 (1968) nr. 60; 13. K.B. 18 januari 1968 nr. 8 (Ocloorn, Hoofdstraat 16); 14. K.B. 1 februari 1968 nr. 20 (Haakswold, Boerpad 12), Bouiurecht 5 (1968) nr. 84; 15. K.B. 27 februari 1968 nr. 47 (Arnhem, Boven- beekstraat 21), Bouiurecht 5 (1968) nr. 85; 16. K.B. 27 februari 1968 nr. 48 (Arnhem Nieuw- stacl 59); 17. K.B. 16 maart 1968 nr. 15 (Gorinchem, Arkel- straat 57); 18. K.B. 5 april 1968 nr. 9 (Hasselt, Hoogstraat 67); 19. K.B. 16 april 1968 nr. 8 (Arnhem, Vijzelstraat 10); 20. K.B. 16 april 1968 nr. 9 (Arnhem, Vijzelstraat H). Archeologische monumenten. Volgens art. 1 van de Monumentenwet worden onder monumenten mede begrepen terreinen van algemeen belang. Dit alge meen belang steunt hetzij op de aan een terrein ver bonden geschiedkundige herinneringen, hetzij op de aanwezigheid in of op het terrein van vóór ten minste 50 jaar vervaardigde zaken, welke van alge meen belang zijn wegens hun schoonheid, hun be tekenis voor de wetenschap of hun volkskundige waarde. Een terrein uit deze laatste categorie zal in vele geval len gerekend kunnen worden tot de zg. archeologi sche monumenten. Het technische begrip „archeo logisch monument", dat niet in de wet voorkomt, wordt in de praktijk gehanteerd ten behoeve van een zekere taakverdeling tussen de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en die voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Men zou kunnen stellen dat wanneer een monument uitsluitend door middel van oudheidkundig bodem onderzoek kan worden onderzocht, zoals grafheuvels, hunebedden, terpen en in het algemeen monumsn-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1968 | | pagina 26