St. Willibrorduskerk te Utrecht,- 1877door Alfred Tepe, ge welven en noordwand van het schip (foto Kunsthistorisch Instituut Rijksuniversiteit Utrecht van 1872 tot 1884 aan de Maliebaan in Utrecht naast de sierkunstenaar Wilhelm Mengelberg woon de. Utrecht was na hét herstel van de bisschop pelijke hiërarchie in Nederland een belangrijk ar tistiek centrum geworden. Tepe wist - op gelukkige wijze dë kunstenaars te kiezen, die hij voor de inrich ting van zijn kerken nödig had. Vele staan er in de provincie Utrecht: in Jutfaas, Schalkwijk, Abcou de, Mijdrecht, Vinkeveen, Houten en IJsselstein. De twee kerkén, die "tot deze beschouwing leidden, zijn over het algemeen in een redelijke toestand. De pijlers en de wanden staan nog in hét lood en de gewelfschilden brokkelen niet af. Aan cle wéstzijden, waarop de meeste regën valt, zijn ze echter van bui ten naar binnen door vocht aangetast. Dit komt waarschijnlijk door de eigenschap van de vroege te harcle machinale baksteen om te langzaam water op te nemen en af te geven. Déze steen ademt niet. Het vervangen door gewone baksteen zal een kostbare restauratie zijn, die de vraag doet rijzen of deze kér ken het waard zijn. Voor cle Sint Nicolaas in IJsselstein uit 1887 is het antwoord inmiddels gegeven door de bereidheid van Monumentenzorg, de provincie én dé gemeènte de kosten te dragen. Het is een hallenkerk, waarin de zijbeuken dus even hoog zijn als het schip (omslag foto). De afstand tussen cle gecantonneercle eenvoudige pij lers is groot. De oostzijde wordt afgesloten door cirie grote zowel in elkaar als in cle drie beuken overgaan de apsiden. Het gevolg van deze conceptie is, dat de kerk één heldere overzichtelijke ruimte vormt on danks de articulatie van de onderdelen. De open heid wordt beklemtoond cloor grote ramen met ge brandschilderde glazen, die levendig van tekening en kleur zijn. De oudste bevinden zich in de apsiden en laten het meeste licht door, omdat het heldere I9de-eeuwsè geel overheerst. In de glazen van de beuken, schenkingen uit latere tijden, domineren diepe blauwe tinten. De polychromie op het pleis terwerk accentueert op bescheiden wijze dè architek- tuur. Het grote retabel op het hoofdaltaar gelijkt op dat van cle Sint Willibrordus. Ze komen uit het atelier van Wilhelm Mengelberg en het karakter van diens wérk zal aanstonds besproken worden. Het exterieur van cle Sint Nicolaas is rijzig en vast met een goed evenwicht tussen de horizontale en vertikale elementen (afb. 1). Karakteristiek voor Te pe zijn de krachtige eenvoud, het uitsluitende ge bruik van baksteen, cle gesloten forse toren en de be kwaamheid om een grote kerk voor een kleine plaats ook goed in het landschap te voegen. De tien jaren oudere Sint Willibrordus in Utrecht ligt omsloten door huizen en een smalle straat vrij wel onzichtbaar in het hart van cle stad. De opzet is driebeukig en basilicaal. Hoewel het dwarspand niet uitsteekt, heeft het een sterke ruimtelijke werking. Opvallend is het triforium, dat uit scherp in de gladde muur gesneden lancetvormi- ge openingen bestaat (afb. 2). De ramen van deze ingebouwde kerk zijn betrekkelijk hoog aangebracht om een gelijkmatige lichtinval te waarborgen. H. Geuer heeft ze bovendien niet donker beglaasd. De schilder Christian Lindsen heeft het gevaar van te fel licht opgeheven door het interieur te kleuren met zachte, maar diepe tinten. Boven het hoofdaltaar wederom een retabel van Mengelberg (afb. 3). Ook hier een opvallende artis tieke gedrevenheid, ambachtelijke virtuositeit en ikonografische zorgvuldigheid. Een vergelijking met de gotiek gaat maar ten dele óp, want'dezélfde vormen en motieven geven niet altijd dezelfde bedoelingen weer. Eenzelfde visuele grammatika geeft in verschillende tijden uiting aan geheel andere gedachten. In de rijpe gotiek heeft een overeenkomstig retabel zowel een emotionele beweeglijkheid als een innerlij ke kracht, "die hier niet aanwezig zijn. De neo-gotiek heeft een zelfverzekerde uitbundigheid, waarin wei nig geestèlijke stilte voorkomt. Bij het zoeken naar een vergelijking komt men eerder bij de geest van de barok en de contra-reformatie terecht. Het zoü te ver voeren om alle bijzonderheden van het intérieur te bespreken. Mengelberg maakte de triomfbalk boven het koor, de koorbank en de biechtstoel. Lindsen vervaardigde de figurale schil deringen op de zijaltaren. Uit het atelier van Brom kwamen de luchters en het veel jongere Sint-Willi- brordusaltaar in de grote noordelijke zijkapel. 80

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1968 | | pagina 18