49
in Amsterdam, was in 1648 lid van het St. Lucas-
gilde te 's-Gravenhage, in 1656 mede-oprichter van
de schilderskamer Pictura aldaar. Hij is bewaarder
geweest van de schilderijen van de Prins van Oranje.
In deze beide portretten toont hij in elk geval een
uitnemend portretschilder te zijn, die groter waarde
ring verdient dan in de kunsthistorische en encyclo-
paedische lectuur tot uiting komt. Niet alleen zijn
de portretten overtuigend, maar ook de kanten kra
gen en de linkerhand van de man zijn meesterstuk
ken van schilderkunst. Dat de bemiddelde Jan van
Riebeeck als ook zijn bemiddelde vrouw, die in
1650 in Amsterdam gevestigd waren, zich door een
goed schilder lieten portretteren, is goed in het
tijdsbeeld te plaatsen en ook voor hen persoonlijk
alleszins aannemelijk.
De toeschrijving van deze portretten aan Van Rie
beeck en zijn eerste vrouw steunt geheel op de later
aangebrachte etiketten. Indien deze niet in over
eenstemming zouden zijn met de werkelijkheid en de
portretten toch wel familieportretten uit 1650 voor
stellen, dan kunnen daarvoor in aanmerking ko
men: Jan van Riebeeck's tweede vrouw Maria Sci-
pio van Alkmaar en haar tweede man de opper
koopman Jacob Gruys.
Alleen vergelijkingsmateriaal, als dat er is, zou dit
kunnen bevestigen of ontkennen.
Maria (de) la Quellerie, eerste vrouw van Jan van Riebeeck,
door I). Craey, gesigneerd l.o. en gedateerd 1650, eikenhout
71 x 50 eni. Rijksmuseum.
Mijn aanvankelijke argwaan tegen het jeugdportret
door D. Craey als zijnde Jan van Riebeeck, is bij
bestudering van de portretten en vergelijking met de
omstandigiicden en behoudens de hiervoor geuite
mogelijkheid, wel verminderd. Dit is uiteraard in
hoofdzaak te danken aan de wetenschap, dat het
Kommandeursportret geheel overschilderd blijkt te
zijn en daardoor de gelegenheid ontbeert tot gelijke
nis met het jeugdportret. Hiermee is de grootste
twijfel weggenomen en wordt het geheel aanneme
lijk, dat in Zuid-Afrika het jeugdportret aanvaard is
als hét portret van Jan van Riebeeck. Dat Godée-
Molsbergen in Zuid-Afrika's geschiedenis in beeld"
nog zo positief kon schrijven over het Komman
deursportret: „Te onrechte is tot heden een ander
schilderij voor het wel gelijkend portret van Jan van
Riebeeck aangezien" komt voort uit de onbekend
heid met de overschildering van het Kommandeurs
portret.
Een in Zuid-Afrika aanwezig portret, dat als bruik
leen gehangen heeft in het Boymans Museum te
Rotterdam, daarna na de tweede wereldoorlog via
een Londense veiling is verkocht als Jan van Rie
beeck door A. Hanneman 1661, kan de kritische ver
gelijking met het jeugdportret door Craey niet door
staan evenmin als de toeschrijving aan deze schilder.
Culemborg brandpunt x>an pioniersgeest
Van de drie huizen, waaraan de naam Jan van Rie
beeck is verbonden in respectievelijk Culemborg,
Schiedam en Amsterdam, is De Fonteyn te Culem
borg verreweg het belangrijkste. Als de namen Van
Riebeeck en van de Van Gaasbeeck's er niet aan
verbonden waren, zou het Culemborgse pand al ten
volle waard zijn behouden en gerestaureerd te wor
den. De bekende historie verhoogt de betekenis van
het pand.
Culemborg, en zelfs het Van Riebeeck's huis De
Fonteyn in het bijzonder, is een nest voor uitvlie
gende pioniers geweest. Behalve Jan van Riebeeck
moet zijn neef de Gouverneur-Generaal Antonie
van Diemen worden genoemd en Van Riebeeck's
oomzegger Gerrit Govertsz, van Harn, die getuige
was bij zijn huwelijk, die hem als Kommandeur
aan de Kaap zou opvolgen, maar tijdens de zeereis
op 17 maart 1661 overleed. Een koperen kroon in
de Barbarakerk te Culemborg herinnert daar nog
aan.
In zijn voornoemde artikel wijst mr. Beitjes er op,
dat ook Van Riebeeck's zuster Geertruydt met haar
man Pieter van der Stael naar de Kaap is verhuisd
en daarna naar Batavia.
De beide dochtertjes van Sebastiaentgen Covert An-
thonisdochter, de meisjes Elisabeth en Sebastiaentje
van Opdorp, die op jeugdige leeftijd haar ouders
hadden verloren, reisden met Van Riebeeck mee
naar De Kaap. Zij waren opgevoed door haar groot
vader in De Fonteyn. Beiden trouwden kooplieden
van de V.O.C. en vergezelden hen op verre reizen.