De wijk
De Bethaniënbuurt is een vreemd stukje niemands
land in het hart van Amsterdam: vlak bij de Dam, de
Beurs en de grote warenhuizen, vlak bij het stadhuis
en de Universiteit, grenzend aan het „leven" van
Zeedijk en Oudezijdsburgwallen, maar toch geen deel
uitmakend van een van deze dominerende binnen
stadselementen. De buurt kwam in het nieuws
toen er enkele jaren geleden een brandstichter aan
de gang was die meerdere slachtoffers maakte. Voor
dien wisten ook de meeste Amsterdammers niet waar
Bethaniënstraat, Koestraat en Barndesteeg te vinden
zijn. Dat de monumenten-restaurerende instellingen
juist deze buurt kozen toen zij zes jaar geleden de mo
gelijkheden bespraken om gezamenlijk een voorbeeld
uit te werken hoe naar hun inzicht een verkrottende
wijk weer tot nieuw leven zou moeten komen, kwam
door het relatief hoge aantal monumenten. Dit
houdt weer verband met de omstandigheid dat de
Bethaniënbuurt een verkommerend grensgebied is-
tussen buurten met een sterke functie, zoals de city,
het vermaakscentrum-Zeedijk, en de universiteit.
Daarom zijn de straatjes gespaard gebleven vpor
massale bouwplannen, en al te ingrijpende moderni
seringen. Historisch is het een merkwaardig gebied.
Het is een deel van de „kloosterzonë" van Amster
dam. In de 16de eeuw lag tussen de Kloveniersburg
wal, toen stadswal, en de Oudezijds Achterburgwal
een lange rij kloosters. Al vóór de Alteratie moest het
in deze buurt gelegen klooster van St. Maria Magda-
lena in Bethaniën een deel van zijn terrein verkopen.
Na 1578 werden de kloosters stadseigendom. Er wer
den straten aangelegd en de grond werd verkaveld.
Toch zijn er nog op vele punten restanten te vinden
van de vroegere plattegrond, in de vorm van de
bouwblokken en in de diepte van de percelen. Zelfs
sporen van de oude kloostergebouwen zijn er overge
bleven, zoals in de reeds genoemde keldergewelven
van Barndesteeg 4-6. De Bethaniënbuurt is gedu
rende korte tijd een goede woonwijk geweest, waar
bekende kooplieden en kunstenaars woonden. Swee-
linck o.a. en Jan van der Heyden die er zijn werk
plaats voor brandspuiten had. Op het eind van de
17de eeuw al begon de buurt achterop te raken. De
18de eeuwse huizen zijn typisch goedkope volkswo
ningen in etagebouw. Het echte stedebouwkundige
verval komt echter pas in onze eeuw met de vestiging-
van talrijke kleine industrieën, die cle schaarse open
ruimte in de binnenterreinen volbouwen en door
hun lawaai en transport het woonklimaat bederven.
Men schat de bevolking omstreeks 1860, de tijd van
de grootste overbevolking in Amsterdam, op 1400,
nu telt de buurt nog 699 inwoners, die een sterk ge
mengd karakter heeft van arbeiders, kleine midden
standers,' studenten en kunstenaars.
32
Overzicht van de Bethaniënbuurt, gezien vanaf de Zuiderkerktoren. Op de voorgrond de gevehvand van de Kloveniersburgwal,
(foto Dienst P.W.)