1964 naar Bergen op Zoom, 1965 naar Groningen en 1966 naar Nijmegen. Hij reikte de Heemschut oorkonden uit aan cle Stichting Diogenes en aan Bronkhorst in Steenderen. Mr. d'Ailly zette zich geheel in voor de Heemschutzomercursus in september 1966, waarvan hij de meeste voordrachten zelf inleidde en aan verschillende excursies deelnam. Hij won de harten van alle Belgische, Zuidafrikaanse en Nederlandse deelnemers. Direkt was hij bereid in te springen voor het behoud van het Jan van Riebeeckhuis te Culemborg, waar hij één der initiatiefnemers was van de Stichting Jan van Riebeeckhuis, die ten doel heeft het huizen complex te verwerven, restaureren en exploiteren. De naar zijn zin wel eens te geringe aktiviteit van de provinciale commissies van de Bond Heemschut stelde hem teleur. Verschillende malen ging hij het land in, om ter plaatse de commissies aan te moedigen om het centrale bestuur op de hoogte te houden van het gebeuren in de provincie en van het nodige materiaal te voorzien voor het maken van gefundeerde requesten. Hoe bewogen hij raakte bij de voprgenomen bouw van het massale ABN-gebouw in de Vijzelstraat te Amsterdam, leze men in het voorwoord, dat hij meegaf aan het boekje „Amsterdam door de bank ge nomen" (Arbeiderspers)waarin hij o.m. krachtig stelling nam tegen de samenstelling van de schoon heidscommissie in Amsterdam. Hij noemde dit niet minder dan een schoolvoorbeeld van de z.g. regenten- stijl. Hij sprak op de roerige teach-in aan deze zaak gewijd. Hij maakte zich ernstige zorgen over de ontwikkeling van de métro-plannen te Amsterdam zoals de diensten die voorbereiden. Hij kende immers zo goed de werkwijze en doorduwende kracht van de technische diensten. Aan Amsterdaacl gaf hij mee de stoot. De eerste vergaderingen heeft hij nog bijgewoond, daarna bleef hij de aktie van zijn ziekbed af aanmoedigen, zich danig verheugend in het succes van meer dan 110.000 handtekeningen bijeengebracht om te getuigen van de belangstelling voor het behoud van een karak teristieke kern van Amsterdam. Nooit schuwde hij om ergens op af te gaan. Talrijk zijn dan ook onze herinneringen aan gezamenlijke tochten om ter plaatse in overleg problemen tot bevredigende oplossingen te brengen. Zijn algemene gezienheid opende daarbij deuren en harten. Bepaalde doeleinden had hij met Heemschut voor ogen: een kapitaalkrachtig Heemschut-restauratiefonds; een betere huisvesting voor ons bureau; een aanzienlijk vergrote spreiding van het tijdschrift; de heemschutgedachte voor de televisie brengen; het ledental op minstens 10.000 brengen. Hij heeft de weg gebaand, het volbrengen van deze zich zelf opgelegde taak, heeft hij niet mogen beleven. Voor het leiding geven aan de Heemschutdag in Middelburg en Zeeuws-Vlaancleren, waarvoor hij ver vroegd was teruggekomen uit Afrika, begaf hem de fysieke kracht. Hij ging naar het ziekenhuis, vooralsnog voor een kleine operatie, nog welgemoed en vol vertrouwen. De strijd, welke hij daar moest aanbinden is hem te zwaar geworden. Daar verloor Heemschut zijn voortvarende, stimulerende en enthousiaste voorzitter, verloor Amsterdam een van zijn meest met het volk verbonden burgemeesters en Nederland een van zijn beste zonen. Heemschut, diep onder de indruk van zijn te vroege heengaan, is hem onuitsprekelijk dankbaar, dat hij als leidsman van de Bond zich in zijn laatste levensjaren met zoveel élan heeft ingezet om te helpen het Nederlandse volk te wijzen op de noodzaak om waakzaam te zijn ten aanzien van zijn schoonheid. Hij vond het een „goede Heemschutgedachte" zijn laatste rustplaats te kiezen aan de voet van de oude toren van het kerkje te Spaarnwoude. Hij wenste in stilte begraven te worden, te midden van naaste familie en allernaaste medewerkers. Dat is geschied. Wie hem alsnog eer wil bewijzen, die begeve zich naar Spaarnwoude aan de voet van de kerktoren. Zo heeft hij het gewild. TON KOOT 122

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1967 | | pagina 6