Eigenaar
en
monument
Ziehier een typisch „onbelangrijk" geval waaraan
opzettelijk niets is gedaan. Dit huis maakt deel uit
van een grachtenwand met enige fraaie pakhuizen
(niettegenstaande diverse pogingen van de Tech
nische Unie om de gevels te ontsieren ook dat
mag!) en men zou uit dien hoofde alleen al hebben
moeten voorkomen dat ook hier storende fouten
werden gemaakt. De eigenaar heeft van deze restau
ratie gebruik gemaakt om het hele huis te laten
schilderen. Had men hem er tijdig toe verplicht de
juiste raam verdeling aan te brengen en indien
nodig aanvaardbare deuren onder het snijraam
te zetten, dan was dit allemaal in één moeite ge
beurd en waarschijnlijk zou het op de totale restau
ratiekosten geen verschil hebben gemaakt, of maar
heel weinig.
Uit de systematische verwaarlozing van „onbelang
rijke" overtredingen van bestaande verordeningen
blijkt, dat de schuld in de eerste plaats ligt bij
het Gemeentebestuur. Op het Prinsenhof hoort men
te weten dat allerlei voorschriften te weinig worden
nageleefd. Van daar uit behoren de diverse afde
lingen die deze trieste nalatenschap hebben geërfd,
door een elficiency-expert te worden gereorgani
seerd, eventueel met een nieuwe leiding aan de top.
Wetten en wettelijke verordeningen die nooit wor
den nageleefd zijn erger dan waardeloos: zij tasten
het gezag van de overheid aan.
Tevens zou men morgen dienen te beginnen over
treders te vervolgen en te doen straffen en aan
deze straffen zou de grootst mogelijke publiciteit
dienen te worden gegeven. Maar eveneens zou men
morgen goed willende en medewerkende eigenaars
op zinnige wijze moeten prijzen met nog méér
publiciteit! en stellig met vermelding in jaar
overzichten, ook van bladen als „Heemschut" en
„Amstelodamum". Wie graag en goed meewerkt
verdient ook alle lof daarvoor. Het woord is nu
aan het College van Burgemeester en Wethouders!
ELKA SCHRIJVER
Heenrschulbericliten
Zevenaar, partiële herzieningen uitbreidingsplan in
hoofdzaak
Hoewel het bestemmingsplan Hengelcler, waartegen
Heemschut tot in hoogste instantie bezwaar heeft
gemaakt, nog niet van kracht is, komt het gemeente
bestuur alweer met nieuwe wijzigingsvoorstellen, die
een verdere verslechtering inhouden. Zo worden aan
vankelijk landelijke terreinen thans voor „voorzie
ningen ten behoeve van het verkeer" bestemd
waarschijnlijk garages en schuift het „plan West"
in zuidelijke richting op tot bij de spoorlijn en de
rioolwaterzuivering. Heemschut heeft aan de ge
meenteraad geschreven het een en ander onjuist te
achten.
De heer F. C. J. Ketelaar heeft in het oktobernum
mer enige beschouwingen gewijd aan de eerste uit
spraken van de Kroon op beroepen ingevolge de
Monumentenwet. Ondermeer poneert hij hierin, dat
de Kroon bij beroepen tegen plaatsing op de mo
numentenlijst alleen de toepassing van de definitie
„monument" toetst.
Moeilijkheden voor de eigenaar zouden hierbij geen
rol spelen. Hij leidt dit af uit de tekst van het Kb.
nr. 4 van 19 juli 1967 inzake het pand Kerkstraat 7
te Hoorn. Hoe aantrekkelijk deze stelling ook lijkt,
naar mijn mening is hij toch te boud.
De vijfde en de zesde overweging uit dit Kb. luiden
nl.: „dat de appellant wijst op de moeilijkheden,
welke voor hem uit plaatsing van het pand op de
lijst van beschermde monumenten kunnen voort
vloeien; dat evenwel bij afweging van de betrok
ken belangen in het onderwerpelijke geval door
slaggevende betekenis moet worden toegekend aan
het belang dat gediend wordt door de aanwijzing van
het pand als beschermd monument".
Moeilijk kan worden ontkend, dat blijkens dit Kb.
ook de belangen van de eigenaar zijn afgewogen.
Dit moet ook een reële gang van zaken worden ge
acht, omdat de Kroon artikel 8 van de Monumenten
wet blijkens het Kb. van 19 juli 1967, nr. 5 zodanig
interpreteert, dat door de kennisgeving van plaatsing
op de ontwerplijst de eigenaren en zakelijk gerech
tigden in de gelegenheid worden gesteld van hun ge
voelen en bezwaren te doen blijken. Dit impliceert
dat de Minister bij de plaatsing op de definitieve
lijst dergelijke gevoelens en bezwaren behoort te be
trekken. Wanneer bij beroep die beslissing van de
Minister wordt beoordeeld, kan een afweging van
het algemeen belang tegen het belang van de eigena
ren en zakelijk gerechtigden dan ook niet achter
wege blijven.
Verwijzing naar het vergunningenstelsel van de arti
kelen 14 en 15 van de wet zal naar mijn mening veel
al geschieden, wanneer de bezwaren van de belang
hebbenden neerkomen op gevreesde toekomstige
moeilijkheden.
H. C. VAN ECK
143