nu een particuliere burger of een overheidslichaam
(bijv. de gemeenteraad) is, het recht van beroep op
de Kroon is toegekend, dan heeft hij, als hij van
dit recht gebruik maakt, recht op een gemotiveerde
beslissing op zijn beroep: deze beslissing moet zijn
vervat in een Koninklijk besluit, bij de totstand
koming waarvan een speciaal orgaan, namelijk de
Afdeling voor de Geschillen van Bestuur van de
Raad van State betrokken is geweest. De gang van
zaken daarbij is aldus, dat de minister aan wie het
beroepschrift in handen is gesteld de Koningin
behandelt deze zaken uiteraard niet zelf na de
zaak te hebben voorbereid (meestal komt dit neer
op het inwinnen van allerhande zgn. ambtsberich
ten) het beroep uit naam van de Koningin bij de
genoemde Afdeling van de Raad van State aan
hangig maakt. De Afdeling bepaalt daarop een dag,
waarop het beroep ter openbare zitting zal worden
behandeld. Tegen deze dag worden de belangheb
benden opgeroepen; tevoren liggen de stukken
bovendien voor deze belanghebbenden ter inzage.
De kring van belanghebbenden trekt de afdeling
nogal ruim. Zij beschouwt als zodanig niet alleen
degeen, die het beroep heeft ingesteld (de appellant)
en het orgaan, tegen wiens beslissing het beroep zich
richt (bijv. burgemeester en wethouders, de ge
meenteraad, Gedeputeerde Staten), maar ook ande
ren. Wie dat zijn hangt van het geval af. Een typisch
voorbeeld hiervan is, dat het bestuur van Heem
schut nogal eeris placht te worden opgeroepen in
zaken, waarbij de goedkeuring van een uitbreidings
plan. waartegen Heemschut bezwaar' had, in het
geding was, hoewel Heemschut meestal geen recht
van beroep had, omdat de oude Woningwet dit
recht alleen toekende aan „belanghebbenden", waar
onder dan worden verstaan: rechthebbenden op in
het plan begrepen grond.
Nadat de openbare zitting, waarop de opgeroepenen
hun belangen mondeling kunnen bepleiten, heeft
plaats gevonden, brengt de Afdeling voor de Ge
schillen van Bestuur haar advies aan de Koningin
uit. Bij dit advies is altijd een ontwerp Koninklijk
besluit gevoegd. De stukken gaan vervolgens terug
naar de betrokken minister, die als hij het met het
advies <=ens is, tenslotte het ontwerp besluit aan de
Koningin ter bekrachtiging voordraagt. Let wel:
als hij het met het advies eens is. Hij, de minister,
is verantwoordelijk voor de op het beroep te nemen
beslissing. Als hij het met de Afdeling oneens is en
blijft, kan hij, als hij dit noodzakelijk zou achten,
de Koningin een ander ontwerpbesluit ter bekrach
tiging voorleggen. Daarbij is evenwel de medewer
king van de Minister van Tustitie nodig. Een aldus
tot stand gekomen Koninklijk besluit pleegt een
contrair besluit te worden genoemd. Het moet in
het Staatsblad worden gepubliceerd mèt de uitein-
deliike voordracht (het zgn. nader rapport) van de
minister aan de Koningin. In deze voordracht moet
het ontwerp-besluit, zoals de Afdeling voor de Ge
schillen van bestuur het heeft opgemaakt, worden
vermeld. Iedereen kan dus duidelijk lezen dat,
waarom en in welk opzicht de minister van het
advies van de Afdeling is afgeweken. De minister
kan daarvoor desnoods ter verantwoording worden
geroepen door de Staten-Generaal. Contraire beslui
ten komen dan ook zeer weinig voor.
Tot zover het beroep. Het zwaartepunt valt daar
bij de behandeling van het „geschil" zoals het
wordt aangeduid door de Afdeling voor de Ge
schillen van Bestuur. Vraagt iemand vernietiging
van een besluit, waartegen voor hem geen beroep
openstaat, dan ligt de zaak anders. Recht op een
gemotiveerde beschikking bij Koninklijk besluit
heeft, hij niet. Een verzoek als bedoeld kan dan ook
eindigen in een kort briefje van de betrokken
minister (die ook hier de zaak ter behandeling
krijgt), dat er geen termen voor vernietiging zijn
gevonden. Dit moge wat onhoffelijk schijnen, rech
tens valt er niets op aan te merken. Nu krijgt een
requestrant een dergelijk briefje natuurlijk niet per
omgaande. Er pleegt altijd een onderzoek naar de
zaak te worden ingesteld. Meestal begint de minister
met het college van Gedeputeerde Staten van de
provincie, waarbinnen de kwestie zich voordoet, te
horen. Daarna volgt dikwijls nog een onderzoek
door een gespecialiseerde afdeling of dienst van zijn
departement. De beslissing wordt dan genomen op
grond van deze adviezen en rapporten. Zij kan
negatief zijn en dan leiden tot een briefje als hier
voor bedoeld. Het wordt intussen meer en meer
gebruikelijk om de verzoeker mede te delen wat de
(hoofd) redenen van de afwijzing zijn geweest.
Indien de minister echter meent, dat er wel aan
leiding tot vernietiging bestaat, dan doen hij en de
Minister van Binnenlandse Zaken, wiens medewer
king vereist is, daartoe een voordracht aan de
Koningin. Bij deze voordracht is dan wederom een
ontwerp-Koninklijk besluit gevoegd, dat evenwel
anders dan bij het beroeo op het betrokken
departement is opgemaakt. De Koningin hoort ver
volgens over deze „voordracht met ontwerp-besluit"
de Raad van State, dat wil zeggen de volle Raad,
niet alleen de Afdeling voor de Geschillen van Be
stuur. Deze Afdeling is echter belast met de voor
bereiding van het advies. Zii kan met het oog daar
op belanghebbenden horen in een niet-openbare zit
ting. De ministers staan tegenover het advies van
de volle Raad van State vrijer dan tegenover een
advies van de Afdeling voor de Geschillen van Be
stuur. Zii kunnen het ontwerp-besluit ondanks een
afwijzend advies van de Raad toch ter bekrachtiging
aan de Koningin voordragen. In zo'n geval spreekt
men niet van een contrair besluit. Het blijkt ook
nooit naar buiten: de wet bepaalt, dat alleen het
Koninklijk besluit moet worden gepubliceerd in het
Staatsblad. Dit geldt voor elk „spontaan" (d.w.z. niet
in beroep genomen) vernietiginasbesluit.
In het laatste geval op het oog dus een aanzienlijk
mindere rechtsbescherming voor de burger. Toch
valt dit in de praktijk mee. Het onderzoek dat aan
130