De Kroon is niet ingegaan op de door de bezwaarde
eigenaar gestelde moeilijkheden. Het gaat nl., zo
valt uit het K.B. te lezen, allereerst om de beant
woording van de vraag of een monument van vol
doende algemeen belang is wegens zijn schoonheid,
zijn betekenis voor de wetenschap of zijn volkskun
dige waarde. Wanneer deze vraag bevestigend be
antwoord wordt, dient het monument voor bescher
ming in aanmerking te komen. „Moeilijkheden"
voor de eigenaar spelen hierbij geen rol, alleen de
factoren die het pand van algemeen belang doen
zijn, „zoals onder meer de ouderdom, de kunst
historische betekenis, architectonische bijzonderhe
den, de vraag of er meer exemplaren van bestaan,
de ligging en de functie, welke het gebouw in het
verleden in de samenleving heeft vervuld dan wel
nog vervult".
In dit stadium is het dus nog te vroeg om na te
gaan of en in hoeverre aan de belangen van de
eigenaar kan worden tegemoet gekomen; alleen de
toepassing van de definitie van een monument kan
in het geding zijn. Eerst bij de toepassing van het
vergunningenbeleid ex artikel 14 en 15 van de wet
zal kunnen blijken, of inderdaad de belangen van de
eigenaar worden geschaad, omdat zijn pand een be
schermd monument is.
Deze uitspraak is van belang wegens het principiële
onderscheid tussen het belang dat gediend wordt
door de aanwijzing van het pand als beschermd mo
nument, en het belang van de eigenaar, die elk in
een ander stadium (respectievelijk bij de plaatsing
op de lijst en bij de toepassing van het vergunnin
genbeleid) beoordeeld worden.
Dat de Kroon dit onderscheid maakt (en in de toe
komst zal maken) is voor allen, die het wel menen
met ons „levend erfdeel" verheugend.
Al heeft de eigenaar in dit geval ongelijk gekregen,
in de overweging van de Kroon, „dat, zo nodig, door
toepassing van het in de artikelen 14 en 15 van de
wet geregelde vergunningsstelsel kan worden nage
gaan, of en in hoeverre aan de belangen van de
appellant kan worden tegemoet gekomen", ligt een
voor vele monumenten-eigenaars bemoedigende toe
zegging opgesloten. Ruime bekendmaking van deze
uitspraak èn van de wijze waarop het vergunningen
beleid wordt gehanteerd, zal de bittere pil voor
sommige eigenaren vergulden.
Mr. F. C. J. KETELAAR.
Heemscbutberichten
Streekplan Rijk van Nijmegen
Dat de verstedelijking van óns land onvermijdelijk
ten koste gaat van dorps- en landschapsschoon,
wordt door Heemschut niet bestreden. Wel moet
er voortdurend op worden gewezen dat met de
schaars wordende open ruimte zorgvuldig moet
worden omgesprongen. Dat wil onder meer zeggen
dat de stichting van goed ontworpen en gesitueerde
satelliet-steden, waar mogelijk de voorkeur verdient
boven het voortdurend laten uitdijen en samen
klonteren van bestaande steden en dorpen. Vandaar
dat uitbreidingsplannen tegenwoordig veelal het
karakter krijgen van beëindigingsplannen. In het
ontwerp-streekplan voor het Rijk van Nijmegen
wordt echter een zo maximale uitbreiding van de
bebouwing nagestreefd dat bij een voltooiing om
streeks 2000 de „bufferzones" te zwak zullen zijn
om tegen verdere groei der bebouwing weerstand
te bieden, zodat een stad Groot-Nijmegen zal ont
staan met opoffering van een der fraaiste natuur
gebieden van Nederland. Tekenend voor dit stre
ven is het volgende. Toen Heemschut enkele jaren
geleden bezwaar maakte tegen een gedeeltelijke
bebouwing van Ooypolder, een gebied van grote
landschappelijke schoonheid dat gelegen is tussen
de rivier en de hoge gronden waarop Nijmegen is
gesticht, werd deze bebouwing verdedigd met het
argument dat zodoende het natuurschoon in de
richting van Hatert kon worden gespaard. Thans
blijkt dat het streekplan het voor bebouwing be
stemde deel van de Ooypolder aanzienlijk heeft
vergroot maar ook Hatert met omgeving in de
stadsuitbreiding is opgenomen.
Heemschut acht dit onaanvaardbaar, en heeft aan
de Provinciale Staten van Gelderland verzocht het
streekplan zodanig te doen wijzigen, dat het voor
stads- en dorpsuitbreiding bestemde gebied aan
zienlijk wordt ingekrompen.
Bergen op Zoom, structuurplan en bestemming
ravelijn.
Het nieuwe structuurplan „Stadskern Bergen op
Zoom" is een grote verbetering ten opzichte van
het ontwerp-1961, in de eerste plaats omdat de mo
derne stedebouwkundige visie dat niet voor de kern
bestemd verkeer4,over ringwegen moet worden om
geleid, hierin is verwerkt.
Heemschut heeft in een brief aan de gemeenteraad
wel gewezen op de wenselijkheid het Provoosthuis,
dat in het voor een schouwburg gereserveerde terrein
is opgenomen, te handhaven. Zeer teleurstellend is
echter dat, terwijl in het structuurplan het ravelijn
de bestemming „groen" heeft, kort daarop een
ontwerp-wijziging van het kernplan werd gepubli
ceerd om op dit historisch en stedebouwkundige
vestingwerk toch een muziekschool te bouwen.
Tegen dit plan heeft Heemschut bezwaar gemaakt
bij de gemeenteraad.
102