Het enige element wat in de percelen 550-552 echt
van waarde was, was de „mooie kamer" in het ach
terhuis van no. 550, geheel compleet met betimme
ringen, schilderingen, plafond e.d. Na het pulsen
van een serie palen in de bestaande bebouwing is
de gehele kamer, met wanden, gevelstuk en de
plafonddragencle balklaag in een uitwendig staal-
skelet gevangen en waterdicht afgeplakt. Daarna zijn
de percelen geheel gesloopt. In de bouw van het
nieuwe staalskelet is het staalwerk van de „mooie
kamer" opgenomen, waarna de stutten werden weg
gebrand. De achterbouw van het perceel 548 vormt
met cle begane grond van de percelen 550 en 552
één grote nieuwe bankhall waarin men via de ge
restaureerde entree van 548 langs het trappenhuis
binnenkomt. In deze bankhall is de gerestaureerde
kamer verwerkt op zodanige wijze dat achter twee
staalglasdeuren de originele deuren rechtstreeks toe
gang geven tot de als kleine vergaderzaal gebruikte
kamer. De ramen van deze zaal, uitkijkend op de
grote gecombineerde tuinen, zijn verwerkt in de
nieuwe achtergevel en hebben het ontwerp van deze
gevel beheerst. Hier, zowel als overal elders in het
gebouwencomplex lijkt het alsof vanuit de oude
wereld de nieuwe „opnieuw is aangegroeid": is
geregenereerd. Omgekeerd heeft de nieuwe struc
tuur de oude elementen in het nieuwe leven opge
nomen. In feite is hier in het geheel niets nieuws
gebeurd. Vanaf omstreeks 1700 zijn door de diverse
generaties in de gehele binnenstad vernieuwingen
aangebracht op zodanige wijze dat de nieuwe
toenmaals „eigentijdse" elementen in of over de
bestaande situatie werden aangebracht. Op deze wijze
konden deze gebouwen gedurende ongeveer twee
honderdvijftig jaar lang min of meer geruisloos met
hun tijd meegroeien. Slechts de laatste vijftig jaar
zijn daar grote moeilijkheden in gerezen. Enerzijds
doordat de gebouwen technisch over het algemeen
in een zodanige staat verkeren dat zij slechts dank
zij een zeer grondig herstel behouden kunnen blij
ven, anderzijds doordat de moderne vormenwereld
verder van de oude is komen af te staan. Naast die
gebouwen die op de klassieke wijze gerestaureerd
dienen te worden, zodat de oude architectuurvor-
men voor ons en het nageslacht bewaard kunnen
blijven, kunnen de andere gebouwen in de oude
binnensteden geregenereerd worden en volkomen
worden opgenomen als volwaardige moderne levens
vormen, passend in het kader van de oude steden.
Conclusie IV: In dit licht gezien kunnen de oude
geregenereerde percelen zich volkomen aanpassen
aan de nieuwe bestemmingen. Terugkomend op de
kop van dit artikel zou de slot-conclusie dus moeten
luiden: restauratie én regeneratie, opdat onze oude
steden kunnen blijven functioneren als een deel van
het hart van onze moderne samenleving.
Medewerkend aan dit project waren:
In de eerste plaats de directie der Nederlandse
Overzee Bank. Verder:
architect
projectleider
opzichter
constructeur
c.v. en aircond.
aannemer
installatie C.V. en
ventilatie
elektrische installatie
J. Trapman
H. P. Stové
G. Kamphuis
N.V. Bouwadviesbureau
v/h J. L. H. Strackee
Adviesbureau Treffers
N.V. W. M. T. Thijssen Co
Firma Therma
Firma Hirdes
Bankhall.