RESTAURATIE OF REGENERATIE
Betoog over de behandeling van oude per
celen in het algemeen en over de percelen
van de Nederlandse Overzee Bank in het
bijzonder,
door J. Trapman, architect
Toen omstreeks 1953 de directie van de Nederland
se Overzee Bank de beslissing moest nemen over
haar organisatie-vorm en gebouwen voor de komen
de jaren, was zij zowel in het bezit van een aan
tal panden aan de Herengracht als van een braak
liggend bouwterrein in het centrum van Amster
dam. Na een uitgebreide planning van organisatie
en ruimtebehoefte, rekenend met een uitbreiding
van het personeel tot ongeveer 400 mensen, zijn
twee projecten uitgewerkt, een nieuwbouw project
en een verbouwingsproject aan de Herengracht. Ge
zien het hierna volgende moge het geen verbazing
verwekken dat organisatorisch gezien het verbou
wingsproject niet onder bleek te doen voor het
nieuwbouwproject. Bij berekening van de bouw
sommen bleken deze voor nieuwbouw en verbou
wing praktisch gelijk te liggen, hetgeen door de er
varing van de uitvoering is bevestigd. De in een
nog later stadium grotere uitbreidingsmogelijkhe
den aan de Herengracht, de in soepele fases ver
lopende verbouwing en het unieke karakter van de
grachtenpanden deden de schaal naar de beslissing
van een grote serie verbouwingen overslaan. Van
nieuwbouw werd afgezien.
In de ongeveer 10 jaren volgend op deze beslissing
werden de „nieuwe" gebouwen voor de Nederland
se Overzee Bank gerealiseerd. Uitgangspunt bij de
ze verbouwing vormen de principes van „regenera
tie" en niet die van „restauratie". Vari deze princi
pes en hun resultaten is het een en ander in de hier
volgende publicatie uiteengezet.
Bij de discussies over het gebruik c.q. de restau
ratie van oude percelen wordt een grote hoeveel
heid argumenten op soms niet erg duidelijke wijze
gehanteerd.
Mede aan de hand van het uitgevoerde project zou
ik hier gaarne nog het een en ander aan toevoegen,
in de hoop de duidelijkheid in de discussie te be
vorderen.
In de allereerste plaats moet men constateren, dat
er twee duidelijke categorieën van gebouwen zijn,
te weten:
a. de te „restaureren", d.w.z. de in hun vroegere
staat terug te brengen, gebouwen. Wat „hun vroe
gere staat" is, is meestal niet zo erg duidelijk te be
palen, daar in de meeste gevallen gekozen zal moe
ten worden uit een aantal „vroegere staten" waarin
het gebouw achtereenvolgens verkeerd heeft. De
toevoegingen en veranderingen van de vorige ge
neraties komen ons veelal zo belangrijk voor dat
wij dan kiezen voor het behoud van één van die
„staten" of van verschillende dooréén.
Het doel van deze restauratie is echter bijzonder
duidelijk: het behouden van hetgeen ons is nage
laten. Het „behouden" prevaleert hier dus boven
het „gebruiken". De financiering hiervan zal in de
meeste gevallen met overheidsgeld dienen te ge
schieden. Om deze reden, en omdat een stads-kern
in ieder geval een levend organisme moet blijven
waarin het „gebruiken" dus moet prevaleren boven
het „behouden" zullen er altijd slechts een relatief
klein gedeelte van de historisch-waardevolle gebou
wen kunnen worden gerestaureerd in de bovenom
schreven zin.
b. de waardevolle oude gebouwen, die op een zo
danige manier gebruikt moeten kunnen worden
dat alles wat waardevol aan hen is, behouden blijft.
Hier moet het „gebruiken" prevaleren boven het
„totaal behouden". Die elementen die voor het to
taal van ons cultuurbezit belangrijk zijn moeten in
ieder geval behouden blijven, zo nodig met over-
heids-subsidie, de rest zal gefinancierd moeten
worden door de gebruiker.
Dit prevalerende „gebruiken" is dus altijd het ge
bruik van nu. Het gebouw zal dus grotendeels een
modern gebouw moeten worden wat zich ook steeds
82