De (nog niet) beschermde stads- en dorp*
De Heemschut-commissie Stad en Dorp voor de provincie
Noord-Holland heeft uitvoerig beraadslaagd over de be
scherming van de waardevolle stads- en dorpsgezichten. Dit
overleg is samengevat in de hieronder volgende beschouwing.
Sinds het in werking treden van de Monumenten
wet (1961) en de Wet op de Ruimtelijke Ordening
(1965) worden in de provincie Noord-Holland voor
een aantal steden en dorpen maatregelen getroffen,
om naast een zo volledig mogelijke monumenten
lijst te geraken tot beschermde stads- en dorpsge
zichten conform het gestelde in de Monumenten
wet en de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Vóór
dat evenwel een monument, doch vooral een stads-
of dorpsgezicht, in het desbetreffende register is
ingeschreven, is veel tijd nodig. Men zou zelfs kun
nen stellen, dat dit een zéér lange procedure is
(geraamd op 3 jaar). Daarbij dient tevens de
geringe personeelsbezetting van de Rijksdienst voor
de Monumentenzorg in acht genomen te worden.
Een en ander impliceert dan ook, dat er in vele
gevallen met betrekking tot het veilig stellen van
de stads- en dorpsgezichten een groot vacuum dreigt
te ontstaan tot aan het tijdstip van inschrijven in
het register en dit betekent, dat zich in die tussen
tijd betreurenswaardige ontwikkelingen kunnen
voordoen, die moeilijk door de thans ter beschik
king staande wettelijke maatregelen kunnen worden
voorkomen, omdat deze óf niet „waterdicht" zijn,
óf omdat elke wettelijke basis behoudens de ge
meentelijke bouwverordening ontbreekt. Onder de
oude wetgeving was het mogelijk, met een z.g. be
vriezingsverordening ongewenste bebouwing te we
ren. De nieuwe wetten laten helaas een dergelijke
verordening niet meer toe en krachtens de Over
gangswet Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting
hebben vroeger vastgestelde bevriezingsverordenin
gen feitelijk hun geldigheid verloren.
Voor het bouwen in de bebouwde kom staan thans
de volgende regelingen en verordeningen ten dien
ste van de gemeenten:
1. Een structuurplan, waarbij op min of meer glo
bale wijze de meest gewenste ontwikkeling op
langere termijn is vastgesteld;
2. Een bestemmingsregeling, hetzij voor de gehele
kern, dan wel voor een gedeelte (z.g. Deelplan-
nen) waarbij de in het structuurplan weergege
ven ontwikkeling nader in onderdelen uitvoe
rig is uitgewerkt;
3. Een in het register ingeschreven stads- of dorps
gezicht;
4. Een bouwverordening.
ad 1. Een structuurplan moet vergezeld zijn van
een toelichting, waarbij de aan het plan ten
grondslag liggende gedachten en de uitkomsten
van het ingestelde onderzoek op in de wet met
name genoemde onderwerpen, alsmede omtrent
het met vele instanties gepleegde overleg, zijn
neergelegd. Het is een moeizame arbeid, waar
mee zeer veel tijd (doorgaans enkele jaren) ge
moeid is. In Noordholland is alleen nog maar
voor de binnenstad van Hoorn een dergelijk
structuurplan vastgesteld.
ad 2. Een bestemmingsplan voor de bebouwde
kom als geheel ontbreekt in praktisch alle ge
vallen; wel maakt men hier en daar deelplan-
nen. Hierbij zij opgemerkt, dat krachtens de Wet
op de Ruimtelijke Ordening de gemeenten ver
plicht zijn, binnen één jaar na inschrijving van
het in punt 3 genoemde register een bestem
mingsplan ter bescherming van dat stads- of
dorpsgezicht vast te stellen. Ook het ontwerpen
van een dergelijk bestemmingsplan is een zeer
ingewikkelde aangelegenheid. Bovendien is een
dergelijk bestemmingsplan ten aanzien van ka
rakteristieke stads- of dorpsgezichten niet altijd
bevredigend, omdat in de bij die plannen be
horende voorschriften in vele gevallen door bur
gemeester en wethouders, dan wel door de raad,
in desbetreffende artikelen ontheffing kan wor
den verleend voor een grote verscheidenheid
van gebouwen, geen woonhuizen zijnde. In die
voorschriften wordt dan veelal verwezen naar
de bouwverordening (zie ad 4)
ad 3. Er zijn in Noord-Holland, als onze com
missie goed is ingelicht, nog géén stads- en
dorpsgezichten die in het Rijksregister zijn in
geschreven; wèl zijn voor een groot aantal ker
nen de voorlopige begrenzingen van die stads
en dorpsgezichten bij de gemeentebesturen be
kend.
ad 4. Een dergelijke verordening (zowel de oude
als de nieuwe ,,model"-bouwverordening) bevat
eveneens een groot aantal ontheffingsbepalingen
voor gebouwen, geen woonhuizen zijnde.
In de toelichting op de nieuwe bouwverordening
staat echter, dat de voorschriften niet zijn be
doeld om zonder meer van toepassing te wor
den verklaard op karakteristieke kernen; daar
voor moeten aldus de toelichting passende
bestemmingsregelingen worden gemaakt. De
bouwverordening geeft aan de raad en/of aan
de burgemeester en wethouders weliswaar óók
74