Nieuwe Gebouwen in Maastricht De stelling, dat men onder alle omstandigheden „eigentijds" moest bouwen en dat men dus aan passing bij bestaande architectuur diende af te wij zen, werd vroeger dikwijls met de nodige hartstocht verdedigd. Hierbij verstond men onder „eigentijds" meestal een stijl, die zo veel mogelijk afweek van de op dat ogenblik gangbare. Het waren dan ook veelal de vooruitstrevende architecten, die de „aanpassing" afwezen en meenden, dat de eigen tijd zichzelf een brevet van onvermogen gaf als men zich voegde naar de trant van het bestaande. Dit is logisch: de vooruitstrevende architecten namen een strijdbare positie in en waren in de minderheid tegenover de traditioneel gezinde bouwmeesters. Zij konden bo vendien wijzen op de talloze mislukte pogingen om een nieuw gebouw bij zijn omgeving aan te passen en wezen voorts op vele voorbeelden (de Graslei te Gent was er één van) waarbij bouwwerken van zeer uiteenlopende stijlen toch een bevredigend, soms zelfs een fraai geheel vormden. Het dogma heeft zichzelf overleefd, omdat men nu eenmaal elk geval op zichzelf moet beschouwen, soms zal het gewenst zijn eenvoudig een „eigentijds" gebouw naast een aantal daarvan afwijkende te zet ten, soms zal men moeten aanpassen. Er is hier geen vaste regel mogelijk. Restauratie, zo nodig gepaard gaande met verandering van bestemming zal dik wijls de gunstigste uitkomst opleveren, maar restau ratie is niet altijd mogelijk en dan moet men dus kiezen en de keuze is meer dan eens uiterst moeilijk, omdat het gewoonlijk niet alleen gaat om de archi tectuur van een aardig rijtje huizen maar om het karakter van een heel stadsbeeld. In een toelichting van Ir. P. H. Dingemans op het conservatorium te Maastricht geeft deze architect verslag van de voorgeschiedenis van de bouw, waar in duidelijk blijkt, hoe de keuze is gedaan: „Eén van de stille schilderachtige en voor vreemde lingen totaal onbekende gedeelten in Maastricht was zonder twijfel de oude korenmolen van Dolk. In het begin van de vorige eeuw werd ter vervan ging van weer een oudere editie een gebouw opge richt dat bestond uit een gedeelte dat over de Jeker gebouwd werd met molenrad en twee vleugels aan weerszijden van het water. Waarschijnlijk in ver band met de eigendomsgrenzen werd het bebouw de oppervlak bijzonder grillig van vorm, het be stond uit begane grond en vier verdiepingen die alle de bestemming hadden van meelzolder. Een open pannen kap paste zich op wonderbaarlijk plastische wijze aan bij de omtrek. Constructief wa ren de muren 50 tot 70 cm dik, als volkomen vrij staande elementen te beschouwen, omdat geen en kele tussenmuur aanwezig was en de vloeren bij zonder licht voor het doel waarvoor zij bestemd waren, geen koppelende functie hadden. „In de loop van de jaren was het gebouw ver vormd, zich aanpassend zowel aan de zettingen in de fundering welke een telkens wisselende aanleg- diepte had, als wel aan de wisselende belastingen van vloeren. De zachte steen en de slappe kalk- leemspecie namen al deze vervormingen op, zodat nergens meer een vertikaal muurvlak te vinden was. Het gehele samenspel van omstandigheden, de grillige plattegrond, de uitbuigende muren, het wonderlijke golvende dak maar vooral ook de prach tige rode kleur van de zachte Limburgse veldoven- steen, die hier en daar nauwelijks herkenbare resten witkalk vertoonde, gaven het gebouw het uiterlijk van een oude viool of een ander muziekinstrument, waarvan alleen al de vorm de mens er toe kan brengen even de adem in te houden om goed te luisteren, als het ware om iets op te vangen van de schone harmonieën die het instrument in zich schijnt te hebben. Was het dit wat het gemeentebestuur van Maas tricht te zamen met de stadsarchitect Ir. F. C. J. Dingemans en de N.V. Bouwmaatschappij Melchior er toe bracht om een plan te maken voor verbouw van deze oude molen tot conservatorium-muziek school van Maastricht? Wel bleek mij toen ik, na het overlijden van mijn broer met de uitwerking der plannen belast werd, dat van het oude huis niets meer bruikbaar was 26

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1967 | | pagina 8