van „Ons Amsterdam" het huidige aantal ernstige gevallen. Werd er in 1952 in 281 gevallen bij 639 huizen beschadiging van gevelonderdelen en van stoepen en pothuizen anders dan verveloosheid genoteerd, zijnde 43 van het aantal huizen met gebreken, in 1965/66 bedraagt dit aantal 288 of 53 van het aantal huizen dat gebreken vertoonde (543)„Erger wordt het wan neer de verveloosheid en de verwaarlozing pan den tot ruïnes maken zoals blijkt uit de 68 gevallen van in slechte of zeer slechte staat verkerende per celen die gestut moeten worden, die scheef gezakt zijn of vol scheuren zitten In sommige straten en stegen, maar ook op de burgwallen zijn de gebre ken zo frequent dat men van verval kan spreken. Het scheefzakken en scheuren van gevels, het inzak ken en loslaten van stoepstenen, van balusters, be nevens het vaak ernstig beschadigd zijn van de stoep en stoepwand, dit alles is duidelijk zichtbaar op burgwallen, grachten en nauwe straten. Zeer vele percelen zijn de dupe geworden van het (te) zware vrachtverkeer dat belemmerd door het parkeren, vaak dubbel-parkeren op de trottoirs met hun weke ondergrond rijdt. Op de Singel alleen al zijn 19 percelen scheefgezakt, 16 percelen kapot gereden, vele onderpuien vernield en 8 percelen bevinden zich in zeer slechte staat. Op de Oudezijds Achterburg wal tellen wij 21 stoepen stuk, gesloopt etc. Het hier geschetste beeld is voor stad- en landgenoot, doch ook voor de oplettende vreemdeling uitermate triest en een „teken aan de wand." Zeker, de Reparatie-commissie is er van overtuigd „dat oudheidkundige instellingen als het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, het Genootschap Am- stelodamum, de Vereniging Hendrick de Keyser, de Bond Heemschut, Stadsherstel, Diogenes e.a. zich het lot van historische panden aantrekken „Maar we weten ook dat er sprake is van een hand- over-hand toenemend verval en van een nog ernsti ger verwaarlozing dan in 1952. Niet minder dan 211 percelen of 38% van het totaal aantal percelen met gebreken n.1. 543 staan op de voorlopige lijst der monumenten in de gemeente Amsterdam." Het rapport vervolgt met een bewogen oproep aan de verschillende op dit gebied werkzame instellin gen om in gezamenlijk beraad tot doeltreffende maatregelen te komen. Dat beraad kan zeker nuttig en nodig zijn. Waar blijft echter het gemeente bestuur? Waar blijft het bewijs dat alle mooie verhalen over de openheid en het vertrouwen tussen gemeentebestuur en inwoners, op dit punt van de alom zo hooggeprezen waarde van de binnenstad, iets anders zijn de rookgordijnen waarachter de ontluistering en vernieling met trage onverzettelijk heid voortvreten om de voor de hand liggende reden dat men ten stadhuize het belang van de zaak niet voldoende inziet? Er is, laten wij het duidelijk stellen, een ernstige vertrouwenscrisis die ter gele genheid van het A.B.N.-bouwplan eindelijk in volle omvang openbaar is geworden. Daaraan was enkele maanden voorafgegaan de in ons blad gepubliceerde nota van drie raadsleden over het falende wel standstoezicht in de oude stad, daarop is gevolgd het kritisch gestemde jaarverslag van Amsteloda- murn en nu dit rapport van de reparatie-commissie, ongeacht de vele artikelen en ingezonden stukken in dag- en weekbladen. Uit al deze uitingen blijkt één algemeen gevoelen: het gaat verkeerd met de binnenstad. De situatie wordt kritiek. Het voorbe reidende werk om een kentering ten goede teweeg te brengen is gedaan. De verantwoordelijkheid om op het beslissende moment leiding te geven berust echter bij Burgemeester en Wethouders. G. B. 41

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1967 | | pagina 23