Een waarschuwend woord Nog nooit is er zoveel gepraat over openheid in het bestuur, over dialogen, inspraak van de bevolking, beter contact tussen bestuurders en bestuurden, teach- ins en democratisering van onze maatschappij. En als er één zaak is waarover volksvertegenwoordi gers in stad en land het roerend eens zijn dan is het wel dat de Amsterdamse binnenstad een kostbaar nationaal bezit is, vanwege haar culturele en recrea tieve waarde, en niet in het minst als de spil waar het economisch zo belangrijke vreemdelingenverkeer om draait. Nu ligt voor ons een rapport over de toestand van de historische panden in de oude bin nenstad van Amsterdam, uitgebracht door de repa ratie-commissie van de Vereniging voor Heemkennis „Ons Amsterdam". In 1952 heeft de commissie het zelfde gedaan: in de middeleeuwse kern binnen Sin gel en Kloveniersburgwal de grachtengordel nu buiten beschouwing latend straat voor straat de situatie van de oude huizen opnemen, een omvang rijk en waardevol stuk vrijwilligerswerk. Sinds 1952 is de monumentenwet van kracht geworden, die het beschadigen of slopen van beschermde monumenten strafbaar stelt, en is de Wet op de Ruimtelijke Or dening in werking getreden die het mogelijk maakt bestemmingsplannen vast te stellen voor de bebouw de kom of delen daarvan. In Amsterdam is sinds dien het Gemeentelijk Bureau Monumentenzorg in gesteld, en hebben de Maatschappij tot Stadsherstel, de Stichting Diogenes en de Stichting voor Studen tenhuisvesting de aankoop en het herstel van oude huizen ter hand genomen. Daarnaast is inmiddels vastgesteld dat er een sterke behoefte bestaat aan woonruimte in de oude stad, en wel voor de be volkingsgroepen wier aanwezigheid belangrijk bij draagt tot de levendigheid van de binnenstad als cultureel, economisch en bestuurlijk centrum. De gedachte dat men vervallende buurten door stelsel matig herstel van de bebouwing en stedebouwkun- dige ingrepen als het tot stand brengen van voet gangerszones en kleine plantsoentjes ter plaatse van dichtgeslibde binnenterreinen, tot nieuw leven kan wekken, wint veld in binnen- en buitenland. Al deze nieuwe mogelijkheden overziende die sinds 1952 ten tonele verschenen zijn, zou men zeggen: de situatie is nog nooit zó gunstig geweest voor de instandhouding van de veelgeroemde schoonheid van de Amsterdamse binnenstad. Wettelijke bepa lingen om de ontwikkeling in de hand te houden, organisaties om het werk te doen, doelstellingen die economisch verantwoord zijn. Wat wil men méér? Het antwoord zou kunnen luiden dat het dan ook gebeurt. En daar hapert het. Het rapport van de reparatie-commissie is, zoals gezegd, vrijwilligerswerk. Het constateert wat iedere oplettende voorbijganger kan zien. De constructieve gebreken die door Bouw- en Woningtoezicht wor den nagespeurd komen er slechts in zoverre in tot uiting als deze duidelijk zichtbaar zijn of al tot stut- maatregelen hebben geleid. De plannen om in de middeleeuwse stadskern hier en daar grote gaten te slaan voor nieuwbouw-projecten blijven eveneens buiten beschouwing omdat de burgerij daar zoveel en zolang mogelijk onkundig van wordt ge laten. Deze beide onzekere factoren geven dus een extra nadruk aan het oordeel van de commissie dat de toestand in hoge mate alarmerend is. Enkele ci taten volgen. „Bezien wij de aard der vermelde ge breken, dan blijkt ons dat er (sinds 1952) in be langrijke opzichten een verslechtering van de toe stand heeft plaatsgevonden die te denken geeft. Wer den er b.v. in 1952 globaal 35 huizen als ernstig bouwvallig genoteerd, dat is 5,4% van het totaal aantal geënqueteerde met gebreken; in 1965/66 zijn er niet minder dan 68 of 12,5% van 40

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1967 | | pagina 22