s
riode waarin het verval, nog op enkele plaatsen
versneld door de bombardementen van de 2de We
reldoorlog, ongebreideld had kunnen doorgaan. Ein
delijk werd de noodzaak ingezien het probleem der
binnenstad in zijn totaliteit fors aan te pakken. Men
kan het, om het bij één voorbeeld te laten, niet ge
noeg waarderen dat deze Commissie van historisch
en stedebouwkundig inzicht blijk gaf, toen zij een
deel van het Noordenbergkwartier, met name het
zg. Klooster met omgeving, als te handhaven en te
beschermen object in haar saneringsplan opnam.
De bescherming immers van dit tussen de Grote
Kerk en het noordelijke sterk vervallen perifere
stadsgedeelte gelegen complex verleent aan de fraaie
omgeving van de Grote Kerk meer achtergrond.
Intussen heeft, na acht jaren, de overtuiging terrein
gewonnen, dat men in 1959 nog niet behoedzaam is
geweest. Want wil een binnenstad haar intimiteit,
zo noodzakelijk voor de winkelende of flanerende
inwoners en bezoekers, bewaren, dan kan men aan
het gemotoriseerde verkeer niet al te vrij spel laten.
Hiermee zijn wij aangeland bij het kernvraagstuk
van de sanering en van de monumentenzorg in de
oude Deventer binnenstad anno 1967.
Zoals in vele steden is ook in Deventer de eind 1966
door de Minister van C.R.M. aan het gemeente
bestuur ter beoordeling toegezonden „Ontwerplijst
van Monumenten van Geschiedenis en Kunst der
Gemeente Deventer", die zo nauw met deze sane
ring samenhangt, tot verhitte discussies aanleiding
geweest. Uit deze Ontwerplijst en de daaromheen
gesponnen discussies is ruimschoots gebleken, hoe
veel monumenten, monumentjes en andere om be
scherming' vragende objecten de Deventer binnen
stad nog rijk is. De ministeriële ontwerplijst behels
de een totaal van 561 panden. Toen deze lijst, na
overleg met plaatselijke adviesinstanties tenslotte,
eind 1966, de gemeenteraad had bereikt, was zij aan
gegroeid tot een verlanglijst van 470 panden. Had
de plaatselijke monumentencommissie geheel haar
zin gekregen, dan was het zelfs een totaal geworden
van 549 panden.
Bestudeert men de restricties zoals die door B. en W.
zijn voorgesteld en door de Raad op 28 november
1966 zijn aanvaard, dan gaat het hier en daar toch
om niet ongevaarlijke ingrepen in het oude stads-
patroon.
Om slechts één voorbeeld te noemen: de in het voor
uitzicht gestelde afvoering van de drie panden Sme
denstraat 21 t/m 25 met hun vroeg-17de eeuwse
pinakelgevels bewijst wel hoe een saneringsplan als
dat van de genoemde „Commissie Sanering Stads
kern" als ontwerp gecreëerd en dus aan de ver
anderde eisen des tijds onderworpen, ook al is het
nog niet eens goedgekeurd, bepalend (en vooral be
perkend!) kan gaan werken voor de monumenten
zorg. De in de Smedenstraat en elders geplande
doorbraken zullen alleen nog maar meer verkeer
door de binnenstad gaan leiden en nog meer auto's
aanzuigen naar de fraaie, tot openluchtgarages ver
worden pleinen van Brink en Grote Kerkhof.
Ook bij deze raadsvergadering van 28 november
1966 klonken weer de gebruikelijke verlangens „die
oude rommel" op te ruimen. Wanneer een te goeder
naam en faam bekend staand raadslid een lid van
het bestuur van ,,Oud-Deventer'" in alle oprecht
heid de vraag stelt, waarom deze toch met alle ge
weld een „oud zootje" wil restaureren, als hij voor
hetzelfde geld een modern huis op dezelfde plek ge
bouwd kan krijgen, dan blijkt ondanks het moei
zaam gekweekte begrip de kloof soms nog wel héél
diep te gapen tussen wat „Oud-Deventer" zich voor
stelt en het „voorstel" van een gemeenteraadslid.
Het bleek echter gelukkig bij de discussies om de
Deventer binnenstad en haar zo geheel eigen karak
ter minder te gaan om de kern, de city (waarbij ik
denk aan het Grote Kerkhof en de Brink met de
Lange en Korte Bisschopstraat en de hierbij beho
rende straten)dan wel om de meer perifere gedeel
ten van de binnenstad. De city van Deventer immers
heeft de levendigheid en welvaart behouden van een
regionaal centrum, zodat daar de opeenvolgende
generaties van eigenaren en bewoners hun eigen
dommen in meestal behoorlijke staat aan ons heb
ben overgeleverd.
Helaas vertoonde een middeleeuwse stad nu eenmaal
niet alleen welstand en patriciërshuizen. Daarom-
37