Jansz. Bilhamer als de bouwer van het poortje terzij
van de Kalverstraat uit 1581, Hendrick de Keyser,
en Pieter de Keyser als de ontwerper van de galerij
van de jongensbinnenplaats. Die galerij is charmant
maar architectonisch niet zo erg belangrijk, in ieder
geval van veel minder allure dan de binnenplaats
gevels van Van Campen. De oostelijke vleugel van
het meisjeshuis, langs de inmiddels overwelfde Be-
gij nesloot, is een achttiende eeuwse kopie van wat
van Campen aan de overzijde bouwde. Hier stond
een zeer fraaie renaissancevleugel, van Hendrick de
Keyser. Het dak van van Campen's vleugels wordt
opnieuw met leien gedekt, de gekopieerde vleugel
krijgt blauwen pannen. De grootste constructieve
tegenvaller is behalve het dak dat grotendeels
vernieuwd moest worden de fundering geweest.
Van Campen heeft zijn palen vlak tegen de oude
kloosterfundering aangezet. De kespen en het met
selwerk zijn eraf geschoven. Er komt nu een com
plete nieuwe betonfundering.
Een moeilijk punt vormen de ramen. De achttiende-
eeuwse kopie heeft zeker van het begin af een roe-
clenverdeling gehad, die toen ook in de van Cam-
pen-vleugels werd aangebracht. Daardoor heeft de
binnenplaats van het meisjeshuis een grote eenheid
van stijl gekregen. In de van Campen-vleugels heb
ben echter kruiskozijnen gezeten. De bovenramen
hebben de middenstijl nog. Wat moeten we nu
doen? De kruiskozijnen terugbrengen of de acht
tiende eeuwse vorm aanhouden? Het museale aspect
van een goede verlichting in de zalen, telt ook sterk
mee."
Ook de collectie kwam ter sprake. Na het bruikleen
aan het Rijksmuseum o.a. de Nachtwacht, de
Staalmeesters, en andere meesterwerken bevattend
heeft de gemeente een kern van historische en oude
kunstvoorwerpen behouden, waarvan het belangrijk
ste in de Waag is geëxposeerd. Een aanmerkelijke
uitbreiding onderging dit bezit door de veiling van
de collectie-Dreesmann, waar door een groep voor
aanstaande stadgenoten vele waardevolle stukken
voor het toekomstige museum werden aangekocht.
„Ook de verdere collectie wordt onder de restaura
tie-werkzaamheden door uitgebouwd. Geregeld vin
den aankopen plaats, op veilingen en in de kunst
handel. Vooral uit Engeland komen stukken die
voor Amsterdam van groot belang zijn. Ik was erg
gelukkig een Engels schilderij te kunnen kopen van
de slag bij de Doggersbank, door Richard Paton.
Bij ons is dit zeegevecht in 1781 opgeblazen tot een
geweldige overwinning. In feite betekende het dat
de Nederlandse heerschappij ter zee voorbij was.
Daarom is juist een Engels document van deze ge
beurtenis zo interessant. Een heel moeilijk vraagstuk
waren de schutters- en regentenstukken. De collectie,
meer dan 100 schilderijen van groot en zeer groot
formaat, is uniek ter wereld. In de betrekkelijk
smalle zalen die ons straks ter beschikking zullen
staan, is een opstelling waarbij de enorme doeken
***2353." v
ragiikifra
niet gaan spiegelen nauwelijks denkbaar. Het zijn
trouwens lang niet allemaal schilderijen die de aan
dacht gespannen houden wanneer men er veel bij
elkaar ziet. De bezoeker moet er langs kunnen lopen,
en zo nu en dan even stilstaan en kijken. Maar hoe?
Het is een vondst van de architect Bart van Kasteel
geweest die samen met architect Jaap Schipper de
restauratie gestalte geeft, uiteraard in overleg met
de Monumentenzorg-deskundigen, terwijl de afd.
O.G.W. van de dienst P.W. directie voert. Het is
een prachtige, geniale vondst die schuttersgalerij
met bovenlicht over de gedempte Begijnesloot, tus
sen het jongenshuis en de oostvleugel van het meis
jeshuis in. Ik vind het een van de meest geluk
kige voorbeelden van een historisch gegeven dat een
nieuwe moderne functie krijgt. Dat vroegere water
tje, later overkluisd en tot riool verworden, heeft
namelijk een belangrijke rol gespeeld in de bouw
geschiedenis in het complex. Het was de grens tus
sen het voormalige St. Luciënklooster en het oude
mannen- en vrouwenhuis, later tussen het meisjes
huis en het jongenshuis. De ruimte is in de vorige
en deze eeuw opgevuld door allerlei rommelige uit
bouwsels, maar nu weer schoongesloopt. Het wordt
een straatje, overdekt door een hoge lichtkap, dat
tussen de twee helften van het museumcomplex
doorloopt, een openbare weg gedurende de uren dat
het museum is geopend voor het publiek. Daar ko
men de schuttersstukken te hangen, tenminste de
belangrijkste, met de mogelijkheid nu en dan eens
te verwisselen. In de achtergevels van het jongens-
en van het meisjeshuis, de wanden van het straatje
dus, worden openingen gemaakt voor een brug die
33