Een nieuw Historisch Museum
Stelt U zich eens voor wat het betekent tot directeur
te worden benoemd van een historisch museum dat
er nog niet is, maar gevestigd moet worden in een
uitgebreid, vervallen weeshuis-complex, gelegen in
het hart van de grote stad, met als principaal een
gemeentebestuur dat een jaarlijks groeiend begro
tingstekort moet verwerken. Voor het stuk grond zou
elke bouwmaatschappij grif tientallen miljoenen
neertellen, maar het toekomstige museum vraagt
alleen miljoenen, en wel uit een lege kas. Voorlopig
zal het enige resultaat kunnen bestaan uit de ont
dekking dat de constructieve staat van het gebouw
nog veel slechter is dan men aan de buitenkant kon
waarnemen. Er is een collectie die geëxposeerd moet
worden. Welke stad heeft géén verzameling histo
rische merkwaardigheden? Maar het belangrijkste,
het wereldberoemde deel van het stedelijk bezit aan
oude kunst is al generaties terug in bruikleen aan
het rijk afgestaan. Verder zijn er hiaten in overvloed
en een honderdtal onhanteerbaar grote schutters- en
regentenstukken die in geen enkele zaal passen,
maar in het museum een plaats moeten krijgen.
Ziedaar de taak die de jonge kunsthistoricus dr. S.
H. Levie enkele jaren geleden aanvaardde bij zijn
benoeming tot directeur der gemeentelijke musea
van Amsterdam. Toen wij onlangs met hem het
voormalige Burgerweeshuis bezochten, voorzichtig
een weg zoekend tussen de funderingsputten en de
poten van een reusachtige kraan die boven de oude
daken uitsteekt, bleek zijn enthousiasme voor deze
taak in de voorbereidingstijd alleen maar gegroeid
te zijn. In het gesprek kwamen drie elementen naar
voren: het gebouw, de organisatie van he.t museum
in dit gebouw, en de betekenis die het hier gesitu
eerde museum moet gaan krijgen in het stedelijke
leven.
Voor de geschiedenis van een belangrijke stedelijke
instelling zoals het Burgerweeshuis, raadpleegt men
in Amsterdam vóór alles de beroemde Jan Wage
naar die omstreeks 1765 in drie dikke delen alles
te boek stelde wat er te weten was over „Amster
dam, in zijn opkomst, aanwas, geschiedenissen, voor-
regten, koophandel, gebouwen, kerkenstaat, schoo
ien, schutterijen, gilden en regeeringe." Vele blad
zijden lang verhaalt Wagenaar hoe het weeshuis
ontstond uit de schenking van „Eene rijke Amster-
damsche Vrouw, Haesje Claes dogter, in 't Paradys,
genaamd" die in het jaar 1520 enige huisjes die zij
bezat aan de Kalverstraat bestemde voor de huis
vesting van zeven of acht arme weeskinderen; hoe
weldra Burgemeesteren de zaak ter hand namen en
de regenten aanstelden; en hoe het weeshuis intern
georganiseerd was en aan zijn inkomsten kwam.
Over de bouwgeschiedenis ervaart men wel iets maar
31
Vogelvlucht-perspectief van het nieuwe historische museum in het oude Burgerweeshuis, verborgen in het hart van Am
sterdam. Onder: de geveltoppen van de Kalverstraat, links het Begijnhof, boven de Nieuiuezijds Voorburgwal.